woensdag 4 november 2015

Droom of werkelijkheid

In 312 na Chr droomt Constantijn van een overwinning op zijn medekeizer Maxentius. Niet alleen Rome staat op het spel, ook het West Romeinse Rijk ligt in het verschiet. Maar hoe maakt hij zijn droom werkelijkheid? Volgens de overlevering ziet hij in zijn droom een kruis met de woorden: in dit teken zult u overwinnen. Hij kiest voor het kruis van de christenen en wint. De zegetocht van de christendom kan beginnen.


Het is een rustige herfstdag als ik afreis naar Amsterdam om in de Nieuwe Kerk te gaan kijken naar de tentoonstelling “De droom van Constantijn” en te luisteren naar een lezing over deze intrigerende man. Constantijn als christen en als man van zijn tijd; een traditionele Romeinse keizer. 
de Nieuwe Kerk

Het is druk in de stad, er worden volop city trips genoten. Het gekakel om mij heen in allerlei talen werkt vervreemdend, net als de aaneenschakeling van rondvaartboten, koffiepunten, flagstores van bekende merken en souvenirwinkels op weg naar de Dam. Ik passeer het Beursgebouw en lees het oer-Hollandse “de cost gaet voor de baet uit” Hier geen christendom, maar koopmansgeest. Als ik rechtsaf sla bij de Dam komt er meer lucht, ondanks het bonte gezelschap aan straattheater, krantenjongens en politiemannen- en vrouwen. Daar, in een hoek, staat dan toch  de Nieuwe Kerk en kijkt Constantijn ons met zijn priemende blik aan.

Constantijn wordt de Grote genoemd, omdat hij de eerste keizer is geweest die koos voor de christenen. Vanaf zijn tijd werd getolereerd dat zij geen eer brachten aan de goddelijke keizer, maar alleen aan hun eigen God. Zij kregen de beschikking over grote stukken land en sommen geld en werden vrijgesteld van belasting. In één klap werd de kerk, op de keizer na, de rijkste rechtspersoon van het West Romeinse Rijk. 

Constantijn startte de bouw van verschillende kerken, zoals de Sint Jan van Lateranen en een basiliek onder zijn eigen naam, waarop later de Sinter Pieter gebouwd zou worden. Constantijn werd niet meteen zelf christen; integendeel. Nog jaren laat hij zich zien en afbeelden met goden die wij nu heidens noemen. Pas op zijn sterfbed laat hij zich dopen. Dit bekortte de tijd om nog zonden te kunnen begaan, waardoor een plaatsje in de hemel werd veilig gesteld. Maar ondanks zijn late bekering is met Constantijn het tij gekeerd en wordt Rome christelijk.

Constantijn de Grote
Op de tentoonstelling zie ik een trotse keizer, die weet wat hij wil. Hij maakt keuzes die politiek strategisch ten goede komen om zijn doel te bereiken, keizer van Romeinse Rijk. Soms is dat een keuze ten gunste van de christelijke kerk, maar net zo vaak gaat hem om keuzes in de Romeinse traditie, zoals het optrekken van de triomfboog in zijn naam, vlakbij het Colosseum. Deze boog van Constantijn staat bol van Romeinse symboliek zonder ook maar één verwijzing naar het christelijk geloof. Ook hier wordt uitgebeeld dat hij in dit (Romeinse) teken, heeft overwonnen.

Bij mijn vertrek uit Rome in mei van dit jaar wist ik dat ik terug zou keren, alleen niet wanneer. Ik droomde ervan niet te lang te wachten. In de maanden erna verbleekte de droom en was de werkelijkheid hard, in al zijn bizarre vormen. Toch bleef ik dromen en geloven dat er andere tijden zouden komen. En soms moet je dromen een handje helpen en een vliegticket kopen. Als dat mijn teken is, heb ik getekend. Ik ben op weg naar Rome, mijn droom en werkelijkheid. 




maandag 1 juni 2015

Waar leiden al die wegen toe?

Twee weken geleden deed ik voor de laatste keer de deur achter me dicht van mijn appartement in Rome. Met de metro en trein reisde ik naar het vliegveld. Een laatste cappuccino, enige vertraging en dan.. de lucht in. Deze Hemelvaart bracht me naar huis.


In Nederland waaide het en dat doet het nog steeds. Het is fris, het wil nog maar geen zomer worden. Ook ik moet opgefrist worden, ik ben echt zes weken weg geweest. Langzaamaan kom ik weer in mijn leven van weleer. Maar is het iets wat nu achter me ligt? Was dit gewoon een lange vakantie of misschien zelfs een soort sabbatical en ben ik nu weer thuis? 

Goethe schreef over Rome dat een mens niet gelukkig kan worden zonder in Rome geweest te zijn. Maar ook dat geluk na Rome een andere dimensie heeft gekregen. Waar leidt dit toe, leidt Rome überhaupt ergens naar toe of leiden alle wegen uiteindelijk weer naar Rome?

Het zijn vragen zonder antwoord, gedachtekronkels van nu. Ik ben weer thuis, maar een deel is nog in Rome en zal daar blijven. De ervaringen, de herinneringen, foto's, deze blogs, ze houden Rome levend en zullen in de tijd laten zien waar het toe leidt. Gelukkig heb ik geleerd dat Rome de eeuwige stad is en weet ik wat geloof teweeg kan brengen. 





 
Tot mijn volgende bezoek is dit mijn laatste blog over Rome. Het was fijn om te merken hoeveel mensen dit hebben gelezen en lieten weten hoe ze meeleefden. Het is één van de redenen waardoor ik me geen enkel moment alleen heb gevoeld en meer dan eens dankbaar. 

En nu? De zomer ligt voor ons, de vakanties komen eraan. Waar gaan we heen, wat gaan we doen en ervaren? Voor mij wordt het een Hollandse zomer. Een zomer in eigen land, waarover ik zal bloggen in: Hollandsezomer.blogspot.nl   Nieuwsgierig? Ga vooral kijken en laat mij weten hoe je het vindt!   


  

donderdag 14 mei 2015

De vele gezichten van armoede

In de media horen we geregeld over vluchtelingen, die verdronken zijn bij hun poging Lampedusa te bereiken per boot. Over de mensen, die het Italiaanse eiland weten te bereiken horen we minder. Een aantal van deze vluchtelingen wacht het asielproces niet af en verdwijnt in de illegaliteit. Wat merk je hiervan in Rome? Wat merk ik van de gevolgen van de economische crisis voor Italië? Is er armoede in Rome?


Van de paus is bekend dat hij opkomt voor de armoede in de wereld. Om zijn oproep kracht bij te zetten waste hij op Witte Donderdag de voeten van mensen, die leven in armoede waaronder twee vrouwen en gevangenen. Van zijn pontificaat is bekend dat er meer geld naar armoedebestrijding gaat dan bij zijn voorgangers.  En door zijn keuze voor de naam Franciscus maakt hij vanaf het begin duidelijk waar zijn sympathie ligt. In Rome werd mij duidelijk hoe welkom dit is.

bedelende vrouw op straat
Op één van mijn eerste dagen loop ik door een straat als ik aan de overkant een lange rij donkere mensen zie staan, vermoedelijk uit Afrika. Het zijn zonder uitzondering mannen, variërend in leeftijd tussen ongeveer 18 en 50 jaar. Zij wachten geduldig tot zij aan de beurt zijn bij een deur, die af en toe open en weer dicht gaat. Op de stoep van de zijde waar ik loop, zitten een paar van hen met een plastic bord met eten op schoot. Als ik een toerist hoor vragen wat dit is, zegt één van de etende jongens dat hij een “free meal” heeft gekregen. Dan zie ik dat de deur een uitdeelpunt is. Elke keer als de deur open gaat, verschijnt er een Italiaan met twee borden eten. De mannen in de rij gaan niet naar binnen, zij nemen het bord eten aan en gaan weer huns weegs.

In de dagen die volgen zal ik meer van deze punten zien, meestal bij een kerk of een liefdadigheidsorganisatie. Ook bij de Friese Kerk, de katholieke kerk voor Nederlanders in Rome, is zo’n punt. Twee keer in de week wordt er eten uitgedeeld. Op straat zie je deze mensen terug, terwijl zij proberen iets te verdienen met straathandel. Sjaals, zonnebrillen en smartphonesticks zijn hun belangrijkste koopwaar. Sommige hebben van karton een opklapbaar kraampje gemaakt. Wanneer zij verkopen ligt hun koopwaar min of meer netjes hierop uitgestald. Deze constructie kan binnen enkele seconden worden ingeklapt tot een soort koffer, waarmee zij zich snel uit de voeten kunnen maken.  Altijd zijn ze op hun hoede om ineens, zonder dat ik iets heb gemerkt, de komst van politie aan te voelen en weg te lopen.

twee werelden
Andere verkopers hebben alleen een paar sticks bij zich of een aantal tassen. Menig keer ben ik ze strak voorbij gelopen ondanks hun roepen of hun lichaamstaal om mijn aandacht te vragen. Soms hoor ik toeristen in verschillende talen hartgrondig “NEE” roepen. Het lijken twee werelden: de wereld van de straathandelaren en die van de toeristen. “Laat mij met rust”, lijken de toeristen te zeggen, “laat mij mijn vakantie houden”. Zij zien de straathandelaren als vervelende horzels of kiezen ervoor hun te negeren, zoals ik. Wat zij niet horen is dat de verkopers zeggen: “ik probeer iets te verdienen door dit werk te doen.”

in het metrostation onderaan de roltrap
Er zijn ook andere mensen dan de straathandelaren, die in de marge van de maatschappij proberen het hoofd boven water te houden. Ik zie ze op een harmonica spelen in de metro of op een gitaar voor het station. Op de weg tussen het metrostation en het Sint Pietersplein zie ik om de honderd meter mensen bedelen. Soms hebben zij een lichamelijke beperking, soms hebben ze een bordje bij zich waarop staat waarom zij bedelen. Geen werk, geen huis, kinderen om voor te zorgen of gewoon arm. Ik zie ze bij metrostations, bij kerken, voor de supermarkt. Jong, oud, man, vrouw. Ze komen niet alleen uit Afrika, maar ook uit Azië, Albanië of Italië zelf. Vanochtend deelde een jonge vrouw briefjes uit in de trein waarop stond dat ze geen huis en werk had, maar wel twee jonge kinderen. Even later kwam ze terug met een bekertje om muntjes in te doen en de papiertjes weer op te halen. Ik gaf haar een muntje en vroeg of ik het papiertje mocht houden. Ze maakte mij duidelijk van niet; ze wilde ze opnieuw gebruiken.

Meestal loop ik ze voorbij. Soms omdat ik haast heb, maar ook omdat ik me beschaamd voel en er liever niet mee geconfronteerd wil worden. Soms is mijn portemonnee ver weg of heb ik geen munten. In feite zijn het allemaal redenen om in mijn eigen leven te blijven zonder financiële zorgen. Een wereld waarin ik kan opgaan in alle cultuurschatten van de stad of genieten van de zon of de Italiaanse keuken. Om mijn heen zie ik toeristen hetzelfde doen. De meeste kijken daarbij niet naar een euro meer of minder. Of anders gezegd: die zie ik kijken naar de vele etalages en voor het middaguur een eerste glas wijn nemen. In mijn ogen is ook dat armoede.

de pet met  muntjes wordt verstopt
Af en toe geef ik mensen, die bedelen wel een muntje. Eigenlijk moet ik er aan denken om losse muntjes in mijn zak te doen, zodat ik ze snel bij de hand heb. Want mijn portemonnee trekken.. dat doe ik nou ook weer niet. Soms vraag ik of ik ze op de foto mag zetten. De meeste reageren verbaasd, maar stemmen toe. Anderen vragen er geld voor of willen het niet, omdat ze zich teveel schamen. Die laatste raken mij het meest.


In Rome zie je armoede letterlijk op straat en niet zoals zo vaak bij ons, achter de deuren. Dat is hard, maar toont hoe ongelijkheid eruit ziet. Ongelijkheid, waarvoor ik mijn ogen na enige tijd niet meer kon sluiten. Nog steeds voel ik me beschaamd als ik een muntje geef en liever heb ik niet dat iemand het ziet. En ook dat is natuurlijk armoede.

maandag 11 mei 2015

Het Pantheon en andere wensen

Rome heeft veel te zien, heel veel. Zeker in het historische centrum, struikel ik bijna over de bezienswaardigheden. Zal ik in 6 weken alles zien wat ik wilde gaan zien?


Vooraf had ik verschillende boeken gelezen over Rome en mijn fotoalbums van vorige reizen doorgekeken. Ja, het Pantheon, daar zou ik zeker heen gaan. In mijn beleving geeft deze plek het beste aan waarom ik Rome zo interessant vind: het brengt de klassieke Oudheid en de christelijke kerk bij elkaar. 

Zonlicht valt door de oculus van het Pantheon
Het Pantheon werd gebouwd in de eerste twee eeuwen na Christus als tempel in een sobere, maar architectonisch hoogstaande stijl. Nog steeds is de koepel met de oculus (het gat bovenin) overweldigend groot en perfect symmetrisch. De meningen verschillen over de betekenis van het Pantheon, maar ik houd van de meest genoemde: een tempel voor alle goden, de kosmos van de goden. 

Het Pantheon bleef ook na de val van het Romeinse rijk een religieuze functie houden, want in 609 werd het een christelijke kerk. Daarom kunnen bezoekers binnenlopen zonder entree te betalen en worden ze gevraagd stil te zijn. 

Ik ben de afgelopen weken drie keer in het Pantheon geweest. Elke keer werd ik stil van de kracht van haar architectuur, haar soberheid en geschiedenis. Ondanks de enorme aantallen bezoekers is het een plek om rustig te worden en de relativiteit van alles te ervaren in het perspectief van de ruimte en haar geschiedenis. 

Er zijn ook andere plekken, waar ik meer dan één keer ben geweest. Of waar ik nog een keer heen wil. In de Vaticaanse musea staat bij voorbeeld te veel om in één of twee of drie keer te zien. Soms loop ik nog een keer een kerk binnen, omdat er tijdens mijn eerste bezoek een mis begon, waardoor ik niet alles kon bekijken. Of ik loop nog een keer naar binnen, omdat ik de Caravaggio of Michelangelo, die er hangt of staat zo mooi vind. En sommige plekken zijn mooi om terug te keren, omdat ik zo kan genieten van het uitzicht over de Tiber naar de oude stad. 

Veel plekken heb ik één keer gezien en moeten wachten op een volgende keer. Ik heb geen lijstje om af te vinken of een bucketlist voor de absolute hoogtepunten, die ik gezien moet hebben. Nee, gelukkig niet. Ik zou niet weten waar ik de keuze moet maken. Die bucketlist zou steeds langer worden. Ik heb wel een wensenlijst. Ik zeg expres geen lijstje, want dat geeft verkeerde verwachtingen. Veel van mijn wensen zijn vervuld en dat geeft een heel goed gevoel. 

Wat nog op mijn wensenlijst staat is het huis van Goethe. Deze schrijver heeft een tijd lang in Rome gewoond en een boek geschreven over zijn ervaringen in Rome en Italië. In één van zijn uitspraken, vergelijkt hij Rome met de zee: hoe verder je haar ingaat, hoe dieper zij wordt. Zo ervaar ik Rome dagelijks. 


Ik hoef geen muntje in de Trevi-fontein te gooien om te weten dat ik nog een keer terug kom. Dat komt goed uit, want de fontein staat droog vanwege restauratiewerkzaamheden. 

Fonteinen in Rome zijn van zichzelf al een bezienswaardigheid. Ik kom ze tegen in alle soorten en maten en met ieder een verhaal op zich. Zo blijft er altijd wat te zien of te wensen. 

   



   

maandag 4 mei 2015

In de rij

Rome is een drukke stad. Het verkeer, de rijstijl van de Italianen en de vele bezoekers aan al dat moois geven het gevoel van Centraal Station Utrecht bij een stroomstoring. Hoe houd ik me daarin staande?


Iedereen die wel eens in Rome is geweest, zal dit herkennen. Mooie stad hoor, veel te zien, maar het is wel heel druk. Om te beginnen is er het verkeer. In de reisgidsen staat het al aangegeven: ga niet zelf rijden in Rome. Ik kan dit beamen. De rijstijl van de Romeinen komt ongeveer neer op: rij zo snel mogelijk naar je bestemming en ga er vanuit dat je voorrang hebt. Dus ook als je rechts wilt inhalen, van links komt of wanneer je vanuit een parkeerplaats of oprit de weg links op wilt rijden. De methode bij dat laatste is: zet de neus van je auto horizontaal op de weg zodat het aankomende verkeer wel moet stoppen. Het tegemoet komende verkeer ziet dan dat er een opstopping dreigt, waarna de eerste, meestal vrouwelijke bestuurder met een hekel aan chaos of angst voor wilde manoeuvres, stopt en de auto laat invoegen. Niks bedankje of een kort getoeter, dit is normaal. 

Zelf begin ik al aardig te wennen aan dit verkeer en oefen mijn assertiviteit op het zebrapad. Die zijn er gelukkig veel in Rome. Wanneer er geen stoplicht staat is de methode: strak doorlopen en het verkeer hooghartig aankijken. Ook al komt er een bus aan, die duidelijk te hard rijdt. Of een scooter, die net een gaatje heeft gevonden om ergens tussendoor te glippen. De eerste keren deed ik het met mijn hart in mijn keel, nu begin ik te ervaren wat doodsverachting is.

druk verkeer

Wanneer er wel een stoplicht staat, spreekt de methode bij groen licht voor zich, maar bij oranje ga je niet stoppen, maar juist oversteken. Het is namelijk heel lang oranje. De Romeinen begrijpen het ook niet, wachten voor oranje, dus dan ontstaan er juist gevaarlijke situaties. Daarom steek ik over bij oranje. Ik kijk in dit geval naar het stoplicht in plaats van naar het verkeer, want dan begrijpen de bestuurders ook dat het oranje is. 

Dan zijn er de grote aantallen toeristen en andere bezoekers aan de stad. De Trevi-fonteinen, de Spaanse Trappen, het Pantheon, het Capitool of het Colosseum; steevast zijn daar veel mensen op de been. Mijn manier om niet gek te worden van al die mensen, is dit soort plaatsen in afwisseling te bezoeken met minder drukke bezienswaardigheden. Er zijn namelijk zoveel interessante en prachtige kerkjes of kleinere musea net om de hoek, dat ontsnappen altijd mogelijk is.

Ook probeer ik er niet uit te zien als een toerist, die bij 20* meent in een korte broek te moeten gaan lopen. Dat scheelt hordes verkopers van zonnebrillen, sjaals en smartphone-sticks. De Romeinen begrijpen de dresscode van toeristen sowieso niet, want die hebben bij deze temperatuur nog een winterjas aan. Als je dus niet op wilt vallen, is een jas meenemen al voldoende.  

Af en toe sta ik bij een monument in de rij. Bij de Sint Pieter staat altijd een rij, maar ook bij mijn bezoek aan het Palazzo del Quirinale moest ik in de rij. Dit paleis was vanaf de Renaissance de ambtswoning van de pausen. Na de eenwording van Italië in 1870 ging het over naar de koning en vanaf 1946 is het presidentieel paleis. We hebben het daarom over een paleis vol pracht en praal, een paleis wat gezien mag worden. Bij mijn eerste bezoek was ik afgehaakt bij het zien van de rij, maar bij de tweede keer had ik mij erop ingesteld en sloot ik blijmoedig aan.  



Een vriendelijke politieman ordent de rij door af en toe de dranghekken een halve meter te verplaatsen of een lint net even op een andere plek te bevestigen. Zijn collega maant de mensen wat meer naar links of juist naar rechts te bewegen, zodat de rij niet in de knoop komt met de enorme fontein en de beeldengroep op het plein. Ondertussen maakt hij een praatje met de wachtenden. 

Om mij heen staan louter Italianen, die met elkaar praten. Eigenlijk houden de meeste Italianen geen moment hun mond dicht. Dat doen ze ten eerste met hun eigen gezelschap, maar als zich een gelegenheid voordoet om een gesprek te beginnen met een andere Italiaan, dan zullen ze dat zeker doen. Alles gaat op luide toon, met veel gelach en lichaamstaal. Als er ongewild iemand tegen mij aanstoot, krijg ik onmiddellijk excuses en met gevoel voor drama wordt mijn hand gepakt om te informeren of het echt niet erg was. Wanneer er een oudere vrouw met veel geluid probeert voor te dringen, wordt er van alle kanten commentaar gegeven en wordt mij wel duidelijk dat de rij van mening is dat we hier te maken hebben met een gek. Maar chagrijnig? Welnee, het is toch een mooie dag? En we gaan toch een paleis bezoeken? 


in de rij voor het Palazzo del Quirinale
Na een uur wachten is het bijna zover. Een gardesoldaat in een ander uniform dan de mannen op het plein, maakt een hele ceremonie van het doorlaten van elke nieuwe groep. Ik kijk gebiologeerd toe en vergeet de tijd. Dan mogen ook de mensen om mij heen en ik naar binnen. Nieuwsgierig loop ik de poort door. 

Weer staan er gardesoldaten, die ons naar een nieuwe rij leiden. De rij van de poortjes en de bagagechecks. Maar dit keer geven de gardisten en de omgeving zoveel afleiding dat het heel snel gaat. Na 5 kwartier ben ik binnen, maar chagrijnig? Welnee, het is een ervaring op zich, in de rij met Italianen.   

 

zaterdag 25 april 2015

San Giovanni in Laterano

In Rome concurreren de kerken om aandacht. De één is nog groter en mooier dan de ander. En in de schaduw van de Sint Pieter, de San Paolo fiori le mura of de Maria Maggiore zijn er ook nog de kleinere kerken. Ik wil ze het liefst allebei zien: groot én klein. Maar wat is dat toch met die grote kerken? 


Ik wilde al een paar dagen naar de San Giovanni in Laterano, maar er was iets wat me tegenhield. Deze basiliek kunnen we gerust als groot classificeren. Het ligt enigszins uit het centrum, maar dat belet de toeristen niet om in grote getale te komen. Ik was al bij de Sint Pieter geweest, ook een grote, maar daar was ik voortijdig weer vertrokken. Want ondanks haar pracht, de vele interessante details, de absolute topstukken en haar betekenis voor de gelovigen, was het daar zo druk dat ik weer naar buiten wilde. Misschien moet ik het nog eens proberen, maar dan 's ochtends vroeg? 

Ook de Santa Maria Maggiore en de San Paolo fiori le mura (Sint Paulus buiten de muren) heb ik al gehad. Allebei grote, indrukwekkende kerken. De eerste is misschien wel de rijkst gedecoreerde kerk, die ik heb gezien. Bezoekers verdringen zich om elk detail op de foto te nemen, het liefst met zichzelf erbij. De absolute hype is de stick: de telescooparm voor een smartphone, zodat je op afstand een selfie kunt maken op de plek waar je bent. Overal zie je mensen, die met behulp van deze stick een selfie maken. Individualisme ten top: het gaat niet meer om de plek, om het beeld of het kunstwerk, nee het gaat om het ego op die plek. Ik was hier. Ik met het beeld, ik met dit meesterwerk. Het is dit verschijnsel dat me wat huiverig maakt om naar grote kerken of andere hoogtepunten in Rome te gaan. 

Vandaag ben ik toch naar de San Giovanni gegaan. Ik ben er eerst met een grote boog omheen gelopen om alles in mij op te nemen: het paleis van Lateranen, de obelisk, het baptisterium, de resten van het aquaduct van Nero en de Aureliaanse muur. Aan de overkant de Scala Santa en het Sancta Sanctorum, het heiligste der heiligste. Voor die laatste staan militairen voor de deur. Is er terreurdreiging? Ik wil het niet weten en besluit bij de San Giovanni naar binnen te gaan. 


apsis met mozaïeken 
Voor mij gaat een groep jongeren naar binnen, aangevoerd door een oudere man. Ik neem als vanzelf aan dat het gaat om een leraar met zijn klas. Hij neemt ze mee op een rondleiding door de basiliek, die teruggaat op Constantijn de Grote. De kerk heeft verschillende keren te maken gehad met branden, aardbevingen of verwoestingen door vijandelijke troepen. Elke keer is zij weer opgebouwd en uitgebreid als een fenix uit de as. Ik heb me vooraf ingelezen en herken al snel het fresco van Giotto, de zuilen uit de tempel van Jupiter, de bronzen deuren van het Romeinse senaatsgebouw en de mozaïeken in de apsis; de ronding achterin de kerk. Hier is in prachtige kleuren de eerste publieke afbeelding van Christus gemaakt. In de eeuw van Constantijn, de 4e eeuw. 

Ik zie dat de leraar de bijzondere details aanwijst: de duiven als beeldmerk van de Pamphili-paus Innocentius X, het 14e eeuwse houten Madonnabeeld dat onze huidige paus heeft gekregen en het plafond dat is uitgevoerd volgens de instructies van Michelangelo. Ik besluit nog even naar de kloostergang te gang, een verscholen tuin omlijst met zuilen en arcaden. Ik koop een kaartje en loop naar binnen, een oase van rust in. Weg zijn de toeristen, weg de selfiesticks of het gezeur over koffie, ijs of pizza. Ik ben niet alleen, maar de mensen hier in de kloostergang, zijn hier. Ze kijken en bewonderen, ze nemen zelfs foto's, maar zij zien wat hier is. En wat hier is, maakt indruk.   

de kruisgang
Gebaseerd op een nog ouder verleden, de Griekse Stoa, bouwden de kloosterlingen deze oase om al lopende na te denken en te praten over de grote vragen en antwoorden. Wat ik zie is hun verleden. Nog steeds roept deze plek op tot stilte. Tot beschouwing en meditatie, zodat antwoorden kunnen opkomen. Als vanzelf word ook ik stil. Op deze plek kan ik zijn zonder bezig te zijn met andere mensen, zonder oordelen, zonder alles wat teveel is. Hier is wat is. 

Als ik de basiliek weer inloop, klinkt er gezang. Nieuwsgierig loop ik op het geluid af. Het zijn jonge stemmen, jongens en meisjes, meerstemmig. Wanneer ik onder de koepel kom, zie ik de leraar met zijn groep staan. Hij zwaait driftig met zijn arm en zingt mee met de tenoren. Spontaan hebben ze het gedaan: dit koor zingt zijn lied op deze bijzondere plek. 

Ontroerd loop ik naar buiten, het zonlicht weer in. Grote kerken maken indruk. In hun grootsheid en in hun eenvoud. Als je het wilt zien of horen.   




donderdag 23 april 2015

Het knippen van de schaar

In de weken voor mijn vertrek moest mijn haar nodig weer eens geknipt worden. Ik had alleen wel andere dingen aan mijn hoofd dan de kapper. En in Rome zijn er natuurlijk ook kappers. Hoe ga ik dat doen, naar de kapper in Rome?






In de afgelopen weken heb ik af en toe een kapperszaak ingekeken. Maak ik een afspraak? Hoe duur is het eigenlijk in Rome? En hoe maak ik duidelijk wat ik wil? Of beter gezegd: wat ik niet wil? Want het is me al vrij snel duidelijk dat Italianen naar de kapper gaan, omdat ze er nu eenmaal graag goed uitzien. Dan heb ik het over een duidelijke coupe, liefst opvallend, gekleurd, gekapt en gelakt. Dat is anders dan mijn, laten we zeggen, natural look.. 

Ik vraag het de vrouw van wie ik mijn appartement huur, Marta. Met haar communiceer ik in het Engels, dus dat is makkelijk. Nee, laat ik weten, alleen wassen, knippen, föhnen, niets bijzonders. Zij geeft mij een paar opties in het centrum, maar ook haar eigen kapper. Marta heeft een leuk kapsel, dus die laatste kapper geeft mij op voorhand het meeste vertrouwen. Het is een kapper met de geheimzinnige naam "Colpi di Forbici". Als ik dit opzoek, blijkt het ongeveer "het knippen van de schaar" te betekenen.              

Marta maakt een afspraak voor mij en legt mij uit hoe ik er moet komen. Het is in een richting, die ik nog niet ontdekt heb, namelijk verder het centrum uit. Ik besluit te lopen en in het halve uur dat ik nodig heb, passeer ik talloze kleine winkeltjes van slagers, groenteboeren, ijsverkopers, pizzabakkers, tabakshandelaren en nog veel meer. In heel Rome kan ik zien dat het grootwinkelbedrijf niet bij machte is de kleine winkeliers te verdrijven. Het is een lust voor het oog en een feest voor de smaak om hier je boodschappen te kunnen doen. Zou het ook zo zijn bij de kapper?


Na ongeveer twee kilometer lopen kom ik bij mijn kapperszaak aan. De deur staat open en de geluiden komen me al tegemoet. In de winkel is een jonge vrouw bezig het haar te föhnen van een klant, met wie zij tegelijkertijd op luide toon aan het praten is. Als ze mij ziet, groet ze en kijkt me vragend aan. De föhn blijft aan. In mijn zeer gebrekkige Italiaans met veel Engels probeer ik duidelijk te maken dat Marta heeft gebeld en.. De vrouw wacht daar niet op en laat mij in lichaamstaal weten dat ze zo terug is. Ik hoor haar luid roepen en even later komt Francesca binnen, de kapper aan wie ik mijn haar ga toevertrouwen. Zij stapt op mij af en geeft mij een hand.

Francesca is de eigenaresse van de zaak en moeder van een zoontje van 4, die ook in de winkel is. Hij speelt met de rekenmachine en de plantenspuit, terwijl zijn moeder aan het werk is. Francesca vraagt mij in gebarentaal te gaan zitten en een boek door te nemen met foto's van dameskapsels. Intussen proberen we een gesprek op gang te brengen in een mengsel van Italiaans, Engels en gebarentaal. In het boek staan minimeisjes van onder de 20 met opvallende kapsels. Ik zie niet zo snel iets wat ik in mijn hoofd heb. Maar geen probleem, Francesca weet me te overtuigen dat ze echt maar een klein stukje van mijn haar af zal knippen met wat laagjes en een beetje een lok zoals zij. Het klinkt als mijn eigen kapper thuis, dus ik geef me over en wordt naar de wasbakken geleid.

Nu heb ik het niet zo op de wasbakken bij de kapper. Voor mijn gevoel ligt mijn hoofd altijd in een onmogelijke achterwaartse houding op een harde, koude rand en kan er elk moment iemand aan mijn haren trekken. Het roept meestal een herinnering op aan de tijd dat mijn moeder zonder pardon mijn haren borstelde en kamde. Hoe anders gaat het bij Francesca! Het water is lekker warm, ik word drie keer ingezeept (waarmee?) en krijg een hoofdmassage van 10 minuten. Na afloop worden mijn haren niet meteen afgedroogd, waardoor het in de klit gaat, maar in een handdoek gevouwen. Ik zie eruit als een filmster uit de jaren '60 en begin me te ontspannen.

Voor de spiegel kamt Francesca mijn haren gemakkelijk uit en begint te knippen. Dat gaat heel rap. Om mij heen vallen de plukken omlaag. Het is wel veel zie ik, maar nu kan ik niet meer terug. Na een eerste ronde knippen, pakt ze een andere schaar, een schaar die nog het meeste wegheeft van een kartelschaar om papier een mooie snijrand te geven. Het geeft het effect alsof de laatste 2 cm van mijn haar in drie delen wordt geknipt. Ik laat het gebeuren, ik kan ook niet anders. Intussen vraagt het zoontje van Francesca geregeld haar aandacht met: "mama?", waarop zij afwisselend reageert met een antwoord, een terechtwijzing of een helpende hand. Ondertussen gaat ze door met haar werk. 

Het knippen is klaar en Francesca vraagt mij iets dat ik begrijp als: "zal ik je haar föhnen?" Ik antwoord bevestigend, maar al snel begrijp ik dat het gaat om welke kleur ik in mijn haar wil. Ze heeft allerlei kleuren, misschien het blond dat er al in zit? Ik probeer duidelijk te maken dat het niet geverfd hoeft te worden, maar dat is niet gemakkelijk. Pas als ik duidelijk maak met lichaamstaal en een "no colori" zegt ze: "this is your natural color? Ahh bellissima!" En aan een andere klant begint ze omstandig uit te leggen dat dit mijn eigen kleur is, deze blonde kleur, wat bijzonder! Ik moet wel lachen, want ja ik ben blond, maar er verschijnen toch echt wel steeds meer grijze haren tussendoor. 

Francesca maakt mijn haar af door het langdurig te föhnen. Als ik intussen een sms-je van mijn man krijg, die mij stimuleert om eens gek te doen met mijn haar, kan ik het niet laten dit te vertellen aan Francesca. Ze moet erg lachen en even later weet de hele zaak dat mijn man mij sms-t om eens gek te doen. Ik word aangestoken door alle vrolijkheid en lach met haar mee. 


Dan is het klaar. Ik zie er anders uit. Ik moet even wennen, maar begin het leuk te vinden. Eigenlijk best mooi, zo'n echte Italiaanse coupe. Francesca is dik tevreden en wil een foto van mij maken, maar ik vraag of ik een paar foto's van haar en de zaak mag maken. Natúúrlijk mag dat en ze gaat er eens even voor staan. 

Om de rekening kan ik ook lachen; ik betaal 30 euro afgerond naar boven. Als ik weg wil gaan, vraagt Franscesca of ik de groeten doe aan Marta. En als ik zo lang in Rome blijf, kom ik dan nog een keer terug om te kletsen? Ze geeft me twee zoenen als ik echt aanstalten maak om te vertrekken en de hele zaak roept me "ciao" na, inclusief haar zoontje. De hele weg terug heb ik een brede glimlach op mijn gezicht. Hier word ik vrolijk van de kapper!   






                                                                                          
                                







      

donderdag 16 april 2015

Colosseum

Het Colosseum en Rome, die horen bij elkaar. Het wordt beschouwd als één van de zeven wereldwonderen, dus is het verplichte kost bij een bezoek aan Rome. Om dat te bewijzen staan er dagelijks lange rijen op het plein voor de ingang. Ga ik het dit keer doen?


Colosseum 
Ik zal het maar meteen bekennen: ik ben nooit eerder in het Colosseum geweest. Ik werd afgeschrikt door die lange rijen en mijn afkeer voor amusement voor de massa. En ja, ook door enige hoogtevrees. En wat kon er binnen nu zo bijzonder zijn? Aan de buitenkant zie je het toch ook goed? 

Maar als je zes weken in Rome bent en de Oudheid tot in de haarvaten wilt ervaren... kun je dat niet langer gebruiken om achter te verschuilen. Dus vandaag ga ik het doen, ik ga het Colosseum bekijken, van buiten en van binnen.

Ik stap uit bij metrohalte Colosseo en loop het licht in van een nieuwe stralende dag. Het is meteen druk. De stoplichten bij het zebrapad doen het voor het gezicht, maar er wordt hoe dan ook massaal overgestoken. Het is één van de weinige plekken in Rome, waar auto's het nakijken hebben op de mens.

Op het plein cirkelt de rij zich spontaan naar de ronde vormen van het plein. Masculiene Italianen, verkleed als Romeins soldaat, bieden zich aan als gladiator. Ze proberen een foto te ontfutselen van de wachtenden. Voor hun is het een goed betaalde bijverdienste; ik zie hoe ouders € 10,- geven voor een foto met hun kinderen. Dat was in de Oudheid wel anders voor Romeinse krijgsgevangen, weggelopen slaven of veroordeelden. Hoewel onmetelijke roem voor de echte sterren mogelijk was, was de prijs voor de meeste gladiatoren hoog. Meer dan de helft van deze beroepsgroep verloor zijn leven bij het eerste gevecht.    

In het Colosseum hebben op grote schaal gladiatoren met elkaar of met wilde dieren gevochten. In de eerste eeuwen van onze jaartelling waren de spelen zo populair dat diersoorten als het nijlpaard, de leeuw en olifant in delen van Azië en Noord Afrika voor altijd uitgestorven zijn. Het waren met name de keizers, die de spelen lieten organiseren. Samen met het uitdelen van graan, vormden "brood en spelen" het middel om de Romeinse bevolking aan zich te binden en rustig te houden. Zoiets als het moderne consumentisme en voetbal. Ik weet weer waarom ik nooit eerder het Colosseum bezocht heb. Maar kom op, nu doorzetten en doorlopen. 

Ik kan de rij links laten liggen, omdat ik in bezit ben van de Card Archaeologica, een kaart om in één week, negen plekken van archeologische waarde te bezoeken voor de luttele prijs van € 23,- Alleen het missen van de rij is de prijs al waard; ik ben in vijf minuten binnen. 

De route begint boven op de 2e verdieping. Ik beklim de trappen en vraag me af of de hoge, marmeren treden van klassieke of moderne datum zijn. Om mij heen zie ik steigers, kranen en bouwvakkers; het Colosseum wordt weer onderhouden en deels zelfs opgebouwd. Na de val van het Romeinse Rijk is het gebouw systematisch leeggehaald om nieuwe paleizen of kerken op te bouwen. Eigenlijk is het een wonder dat er nog zoveel staat. 

Colosseum van binnen gezien
Boven word ik overrompeld. De aanblik van dit theater is overweldigend. Alles is groots, de arena, de ruimtes eronder, de tribunes, de verdiepingen, alles. De massa's toeristen vallen weg. Dit amfitheater kon in de Oudheid 50.000 mensen aan. Nu pas begrijp ik het woord kolossaal in essentie.
 
Ik loop een ronde en even later op de eerste etage nog een keer. Ik kan er geen genoeg van krijgen, ook al is er niet veel meer te zien dan het gebouw zelf. Het gebouw is de bezienswaardigheid, niet wat erin stond of aan decoratie was aangebracht. De architectuur en techniek, die hier gebruikt is.. ik word stil bij de gedachte dat dit bijna 2000 jaar geleden gebouwd is.

Vergeet de toeristen, vergeet het massavermaak. Ga naar het Colosseum en het zal je het zwijgen opleggen.          
     

dinsdag 14 april 2015

Reizen met het openbaar vervoer

Het centrum van Rome is goed te belopen. Binnen een cirkel van een paar kilometer struikel je bijna over de bezienswaardigheden. Maar ook buiten deze cirkel is er veel de moeite van een bezoek waard. Dan ben je aangewezen op het openbaar vervoer. Hoe is dat in Rome, kun je daarmee uit de voeten? 


Eén van de eerste dingen die ik bij aankomst in de stad heb gedaan, was een abonnement kopen voor het openbaar vervoer. Een kaart waarmee ik in een ruime cirkel elke metro, tram, bus of trein kan pakken. Overal waar informatie aan toeristen wordt gegeven over de kaartjes in het OV, varieert de geldigheidsduur van eenmalig gebruik tot een week. Maar navraag bij de ATAC, de grote vervoerder van de stad, leverde me een maandabonnement op voor slechts 35 euro. Daar kunnen onze vervoerders nog eens wat van leren!   

Ik gebruik mijn kaart elke dag. Het geeft me een gevoel van vrijheid, te weten dat ik elke bus of metro in kan stappen. Eén dag ben ik vanuit huis vertrokken door zomaar een bus in te stappen richting het centrum en maar af te wachten, waar ik uit zou komen. Eindeloos toeren in de volkswijken rondom het centrum waren mijn deel, maar wat een plezier voor een busritje! Tegelijkertijd geeft het abonnement me het gevoel dat ik niet bij de toeristen hoor, die hier en masse een paar dagen zijn. Een gevoel dat ik hier even mag wonen, mag leven in deze stad. Ook al blijft dat beperkt tot 6 weken.
bushalte

Elke dag vertrek ik op goed geluk naar de metro of bushalte. Er zijn internetsites (Googlemaps, http://www.ditisrome.nl/routeplanner) en apps (Roma Bus, Pro Bus) waar je keurig de route mee kunt plannen, maar die zijn alleen handig als je ze beschouwt als suggesties. Bij de haltes aangekomen, kunnen lijnen opgeheven zijn, een omleiding kennen of tijdelijk buiten gebruik zijn. Een dienstregeling is er niet, je wacht totdat er een bus of metro komt. Soms heb ik geluk, maar gemiddeld wacht ik een kwartier. 

Dan is er het instappen. Zowel Italianen zelf als toeristen zien het als een verdienste om hoe dan ook in te stappen. Ongeacht of er nog mensen uit moeten stappen en ongeacht de hoeveelheid mensen, die er al in de bus zijn. Menig keer denk ik aan het Guinness Book of Records of heb ik angstvisioenen over hoe het in juli en augustus moet zijn. 

Meestal sta ik in de bus en klamp ik mij vast aan een hengsel in de lucht of één van de leuningen. Dan begint het rijden. Dat gaat in het chaotische verkeer van Rome als hollen of stilstaan. Meestal kruipt de bus door het verkeer, maar als het maar even kan, gaat de versnelling naar de 4 of 5 en worden snelheden tot 90 km per uur bereikt. De buschauffeurs moeten hier geselecteerd worden op behendigheid en lef, want er wordt op de millimeter gemanoeuvreerd en losjes doorgeschakeld om weer 200 meter in hoge snelheid te overbruggen. Dat alles met een groep passagiers die meedeint op de snelheidsgolven, die de chauffeur teweeg brengt.

In de bus zijn een beperkt aantal zitplaatsen voor de gelukkigen. Met pictogrammen wordt aangegeven dat zwangere vrouwen en ouderen voorrang hebben. Met de assertiviteit van Romeinse ouderen is niets mis. Dat begint al met het instappen. Luid geeft de oudere te kennen dat hij of zij instapt en wie er plaats wilt maken. Als dat niet snel genoeg gebeurt of moet komen van een vrouw, terwijl er ook een man zit, wordt dat met veel misbaar te kennen gegeven. Ik hoef geen Italiaans te kennen om dat te begrijpen.

Er zijn in de bus geen aanwijzingen van de haltes, noch wordt er iets omgeroepen. Het loont daarom de moeite om de kaart van te voren te bestuderen en een paar namen in te prenten, zodat zij kunnen dienen als herkenningspunt. Wanneer ik uit wil stappen, begeef ik mij ruim op tijd naar een uitgang, want de chauffeur is onverbiddelijk: de deuren gaan snel weer dicht, want hij moet verder. En vergeet ook niet op het knopje te drukken om aan te geven dat je er uit wilt bij de volgende halte, want anders wordt er helemaal niet gestopt. 

In de metro is de situatie beter, maar niet ideaal. Ook daar wacht ik, sta ik geregeld met nog tientallen mensen op elkaar gedrukt en moet ik mij op tijd naar de uitgang begeven. Wel is de tijdsduur, waarmee je een traject overbrugt, over het algemeen korter dan met de bus en worden de haltes goed aangegeven. De metro is echter lang niet overal beschikbaar, juist vanwege de rijke geschiedenis van de stad. Onder de grond werken, levert onherroepelijk nieuwe archeologische vondsten op en is daarom tijdrovend en duur.      

Openbaar vervoer in Rome: het brengt je overal tegen een lage prijs, maar neem er de tijd voor en bereid je voor op deinende massa's.


   


maandag 13 april 2015

Bernini en Borromini

Wij vinden dat Nederland in de 17e eeuw het centrum van de wereld was, niet alleen qua economie, maar vooral qua cultuur. Dat valt misschien niet te ontkennen, maar Rome kan wat betreft dat laatste daar net zo goed een claim op leggen. Misschien noemt zij het alleen niet de Gouden, maar de Barokke Eeuw. Met als grootmeesters Bernini en Borromini.



Fontana del Tritone
Ik neem de bus om de hoek, die me via een tour door de wijken ten noordoosten van Rome afzet op het Piazza Barberini. Meteen loop ik tegen de Fontana del Tritone van Bernini aan. Het is onmiddellijk duidelijk: hier laat een uitbundige mythologische halfgod, gesteund door dolfijnen, zijn water stromen. Niet bescheiden, niet efficiënt of kostenbewust, niet religieus correct, niets van dat al. Deze fontein mag gezien worden! 

Even verderop staat nog een fontein van zijn hand, de Fontana delle Api, de fontein van de bijen. Bijen vormden het wapen van de familie Barberini, de familie van wie Bernini veel van zijn opdrachten kreeg. Die familie snapte al goed hoe marketing werkt, waardoor je dit beeldmerk in de hele stad terug kunt vinden. Zie je bijen, dan weet je dat er een Barberini opdracht heeft gegeven tot de kunstschat waar je naar kijkt. 

Maar ik kom niet alleen voor Bernini, ik ben ook nieuwsgierig naar Borromini, die andere barokkunstenaar. Zij worden vaak genoemd als de twee grote rivalen met twee totaal verschillende persoonlijkheden. Bernini het zondagskind, de man van goede familie en het juiste netwerk. De man, die alles leek te kunnen en een leven vol successen leidde. Hij was 1 jaar ouder dan Borromini, die het minder makkelijk had. Door hard werken had hij zich een positie verworven als groot architect en kunstenaar. Maar hij was niet makkelijk. Waar Bernini genoot van het leven, was Borromini veeleisend, perfectionistisch en overtuigd van zijn eigen mening. Ondanks het succes dat hij wel degelijk had, vereenzaamde hij van zijn omgeving en pleegde uiteindelijk zelfmoord.


San Carlo alle Quattro Fontane
Ik zie twee kerkjes; de San Carlo alle Quattro Fontane van Borromini, de Sant' Andrea al Quirinale van Bernini. Ze zijn beide prachtig. Ingetogen in hun opzet, maar een feest aan vormen, materiaalkeuze en detail. Alles klopt, de lijnen, het licht, de kleuren. Overdaad schaadt hier niet. 
Het verschil? Bij de kerk van Borromini worden bezoekers afgehouden door een bordje "no tourists", bij de kerk van Bernini mag je zelfs naar binnen als er een mis wordt gehouden. 

Ik herken de twee kanten maar al te goed. De ene kant is teruggetrokken, eenzaam en nooit goed genoeg. De andere kant is één feest, alles is mogelijk en wordt intens geleefd en genoten. De laatste heeft het makkelijker, de wereld ligt aan zijn voeten. Maar dat maakt het leven en werk van de eerste niet minder. Ik geloof dat ik van Borromini houd. Ik begrijp 'm wel en vind hem niet minderwaardig aan zijn tegenpool. Misschien ligt zijn aard en werk wel meer in het verlengde van onze cultuur. En al ben ik niet depressief, noch uitbundig, hij ligt dichter bij mij.      



vrijdag 10 april 2015

Via Appia

De Via Appia, wie kent hem niet? In de oudheid werd ze al de koningin der wegen genoemd. Het was ook de eerste snelweg; niet eerder konden legertroepen zich zo snel verplaatsen. In de bijbel is het de plek waar Petrus op zijn vlucht uit de stad Jezus tegenkomt en hem vraagt "Quo Vadis?" En waar ga ik heen? 


Het is een mooie dag, de zon staat stralend aan de hemel. Ik wil een deel van de Via Appia lopen en twee bijzondere plekken bezoeken; de tombe van Cecilia Metella en de Villa dei Quinteli. Ik besluit te lopen naar de metro, een wandeling van tien minuten in Nederlands tempo. Dat gaat niet helemaal goed en voordat ik het weet, herken ik de buurt niet meer. Al die straten lijken ook zo op elkaar! En waarom moeten al die straatjes rond lopen? Gelukkig leidt de fantastische wifi-loze navigatie-app op mijn telefoon me weer netjes terug naar waar ik wezen wil. Ik erken dat moderne techniek ook mij kan helpen.

De reis gaat ook daarna niet vlotjes (er komt vast nog een blog over het openbaar vervoer in Rome) maar na anderhalf uur ben ik op de Via Appia Antica. Er is ook een Via Appia Nuovo, die je vooral niet moet verwarren met de echte Via Appia. De Via Appia Nuovo is namelijk de toegangsweg vanuit het zuiden naar het centrum, waar gemiddeld 100 km p.u. wordt gereden. Overigens is ook het eerste deel van de Via Appia Antica, gezien vanaf de oude stadsmuur, een drukke weg. Na een paar kilometer buigt het doorgaande verkeer echter af en wordt de Via Appia een weg voor wandelaars en fietsers. 

Ook ik wil vandaag de Via Appia lopen. Niet alleen omdat het op deze mooie dag een verademing is om in deze groene omgeving te wandelen, maar ook om de grafplaatsen goed te kunnen bekijken. De Via Appia was namelijk van oudsher dé weg om de doden langs te begraven. In de Oudheid werden de doden buiten de stadsmuren begraven. Wanneer je niet rijk was, gebeurde dat in grote verzamelplaatsen, zoals we die nu nog terug kunnen zien in de catacomben. Maar als je rijk was, en dan bedoel ik heel rijk, dan liet je dat zien door een grafplaats aan de Via Appia. Lopen over de Via Appia is daarom ook lopen over een begraafplaats. 

De tombe van Cecilia Metella is de best bewaarde graftombe langs de Via Appia. Ik koop een kaartje bij de kassa en loop naar binnen. Zoals me vaker gebeurt, word ik overvallen door een gevoel van eerbied als ik de ruimtes doorloop. Zo lang geleden, de eenvoud en schoonheid, de menselijkheid..  

Voor mij loopt een gezinnetje. Twee jochies met ouders, die net voor hun 40e na zijn gaan denken over kinderen. Voor hun dient de tombe als achtergrond voor een fotoshoot van hun kinderen. Zouden zij weten dat Cecilia innig geliefd was? Dat haar vader een tombe wilde maken, die nauwelijks onderdeed voor die van keizer Augustus? Zou het zijn gemis verzacht hebben? We weten het niet. We weten alleen dat zij voortleeft door het monument dat hier staat.

Mijn wandeling gaat verder. De jongen van de kassa vertelt mij dat het 4 kilometer is tot aan de Villa dei Quinteli. Dat kan in een uurtje, maar ik doe er twee uur over. Niet alleen is het een idyllische wandeling, er zijn om de haverklap weer nieuwe grafmonumenten om te bekijken. Toch ben ik er voordat ik het weet en loop het terrein op van de Villa.

Villa heeft bij de Romeinen en de huidige Italianen een ruimere betekenis dan onze villa. Villa dei Quintili staat niet alleen voor het ruime huis van de familie Quintili, maar voor het landgoed met alle bebouwing erop. Het uitgestrekte landgoed uit de 2e eeuw na Chr. had niet alleen een huis, maar ook een theater, baden, een eigen aquaduct, een wateropslagplaats en allerlei gebouwen voor het boerenbedrijf. Overal waar ik kijk, reikt het terrein. In de verte liggen de Colli Albani, de Albaanse heuvels en aan de andere kant, nu nog ver weg, de stad. In de Oudheid werd de Villa beschouwd als het voorbeeld van de goede, achtenswaardige manier van leven voor de Romeinse nobilitas en liefkozend Roma Vecchia genoemd (= het Oude Rome). In latere eeuwen volgden kunstenaars vanuit heel Europa hun romantische hart hier naartoe. En nu sta ik hier. 

Ook ik dwaal met mijn romantische hart over het terrein. Het is zo goed als verlaten. En dan hebben ze ook nog net het gras gemaaid! Ik maak een praatje met een eenzame restaurateur van een vloer in één van de baadruimtes. Hij kan alleen het hoogstnoodzakelijke doen, want geld hè.. altijd een gebrek. Ik loop door en kom bij een klein museum, waar de opgegraven bodemschatten worden tentoongesteld. Er is niemand, zelfs geen suppoost. 

Na het museum loop ik door naar de uitgang. Nog één keer kijk ik om naar dit oude Rome, voordat ik me weer overgeef aan de chaos en drukte van de nieuwe stad. De hele dag blijft een gevoel van nostalgie hangen, het verlangen naar wat was. Een verlangen naar wat de Romeinen zouden noemen Roma Vecchia. 

    




donderdag 9 april 2015

Het graf van Petrus

Maanden van te voren moest ik mij aanmelden voor een bezoek aan het graf van Petrus. Vanwege de omstandigheden ter plekke kan er maar een gelimiteerd aantal bezoekers per dag het graf bekijken. Ik had geluk, het Vaticaan stuurde mij een paar weken geleden een bevestigingsmail voor een rondleiding in het Engels op woensdag 8 april om 13:45 uur.


Vandaag is het zover en met de bevestigingsmail in mijn tas ga ik op weg. Na archeologisch onderzoek maakte paus Pius II in 1950 bekend dat men waarschijnlijk het graf met de beenderen van Petrus had gevonden in de lagen onder de huidige Sint Pieter. Later onderzoek lijkt dit te bevestigen, maar absolute wetenschappelijke onderbouwing is er niet. Desalniettemin wordt de plek als het graf van Petrus beschouwd en alleen daarom al is het een bezoek waard.

De huidige Sint Pieter is gebouwd als vervanging van een oudere basiliek, die in opdracht van Constantijn de Grote in de 4e eeuw is gebouwd. Constantijn, die als eerste het christendom als geloof erkende, bouwde zijn basiliek boven op een oudere herdenkingsplaats voor de apostel Petrus. In die tijd zag men deze plek al als het graf van Petrus. Rondom de herdenkingsplaats zijn meer christelijke graven gevonden, waarschijnlijk omdat het beschouwd werd als een eer om dichtbij deze belangrijke apostel begraven te worden.   

Ik meld mij op tijd bij de Zwitserse Garde, die als poortwachters het Vaticaan beschermen. Eigenlijk beschouw ik deze kleurrijke nazaten van het pauselijk huurlegioen als meertalige medewerkers van het toeristenbureau. Want niet alleen vertellen zij mij waar ik moet wezen, zij geven ook informatie over andere interessante zaken, die mij later nog van pas komen. Nu laten zij mij passeren en kan ik doorlopen naar het Ufficio Scavi, het kantoor voor bezoekers.  

Ik sluit mij aan bij mijn groep voor de Engelse rondleiding, die volledig uit Amerikanen bestaat. De gids laat op zich wachten. Voor ons vertrekt de Portugese groep van 14:00 uur. En de Duitse van 14:15 uur. Een aantal mensen van mijn groep wordt onrustig; zij moeten om 16:30 uur de trein halen naar het vliegveld. Navraag levert weinig op en al wat rest is wachten. Hangend wachtend. En foto's maken uit verveling.

Om 14:30 komt op een drafje een mollige vrouw uit het gebouw aan de overkant lopen. Ze stuift het Uffico in om er onmiddellijk weer uit te komen met de woorden: "so you are my group of today?" Om vervolgens in rap Amerikaans te vertellen dat zij er niets aan kon doen, maar dat er nog een gids nodig was voor een groep in het Engels en daarom was ze maar snel gekomen en of wij allemaal landgenoten waren en als ze te snel sprak we het gewoon moesten zeggen, dan vertelde ze het nog een keer. En oh ja, foto's maken mag niet.

Ik was meteen stil. En dacht:"dit ga je gewoon over je heen laten komen en je pikt op wat je kunt verstaan."

In ganzenpas lopen we achter haar aan naar binnen en luisteren hoe de Sint Pieter is gebouwd op de oudere basiliek en herdenkingsplaats. Of eigenlijk: dat de kerk is gebouwd op een necropool, een stad voor de doden. We dalen af langs gangetje en rijk versierde ruimtes, die laten zien hoe de Romeinen hun doden achterlieten in mausolea. Ik ben blij met mijn historische kennis, anders had ik er geen touw aan vast kunnen knopen. Maar het is duidelijk: we zijn hier in de eerste eeuwen van onze jaartelling en ik houd mijn adem in bij het zien van deze archeologische plek.

Onze gids houdt ook haar adem in, maar om een andere reden. Zij is voortdurend bezig haar eigen record te verbeteren om zoveel mogelijk woorden te zeggen in één ademteug. Dat gaat zo snel dat ik ongeveer de helft van haar woorden kan volgen. Niet alleen qua begrip, maar ook qua snelheid. Ik krijg het er benauwd van en het begint me te irriteren.

Ik ga in het staartje van de groep lopen en besluit mijn eigen rondleiding te gaan doen. Maar dan heb ik haar onderschat: zij houdt haar schaapjes goed bij elkaar. "One two three, are we complete? You can't get lost, but I can loose you and that's not gonna happen" zegt ze in opnieuw één adem. Ik krijg het nog benauwder.

Het is ook benauwd om een andere reden. Al in de Oudheid klaagde men over de slechte atmosfeer in dit gebied. Geregeld heerste er malaria vanwege de vochtige omstandigheden. De hoge luchtvochtigheid is inderdaad merkbaar, maar heeft er ook voor gezorgd dat veel van de wandschilderingen bewaard zijn gebleven. Een geluk bij een ongeluk.

We komen in een ruimte waar achter plexiglas een grotachtige wand zichtbaar is. In de verte schemert een lichtje bij een smalle opening, dat alleen te zien is wanneer je op een bepaalde plek gaat staan. Dáár was het oorspronkelijke graf. Huh? Waar? Ja, dáár dus. Maar... daar ligt hij nu niet meer. "Come on guys, let's move on, I guarantee we're all gonna see his bones."

Weer een paar gangetjes verder is het dan zover. Opnieuw zie ik een grotachtige wand. Hier moeten dan zijn beenderen te zien zijn. Ten minste: een deel van zijn hand, de vingers waarmee hij ons mensen zegende. De rest van zijn beenderen worden bewaard in een kistje op een veilig beschermde plek elders in de Sint Pieter. Ik zie niets. De wand ziet er overal ongeveer hetzelfde uit. Gelukkig helpt een lichtje om te markeren waar het ongeveer moet zijn. Maar daar is ook alles mee gezegd. Of ik nu kijk naar vingerbotjes of steen, ik durf het niet te zeggen.

De gids vraagt om een paar minuten stilte en laat in lichaamstaal zien hoe dat moet. Oh, wat een heerlijkheid! Een paar minuten om mij te concentreren op botten ofwel rotswand. Dan is het voorbij en in minder dan een paar minuten leidt ze ons naar boven de Sint Pieter in en even later sta ik buiten. Opgelucht haal ik adem.   

dinsdag 7 april 2015

Postzegels kopen

Kaarten kopen, wie doet dat nog? Ik. Voor de mensen om mij heen, die niet aan social media doen, zoals mijn moeder. Maar ook uit nostalgie. Ik ontvang zelf graag kaarten, dus ik stuur ze uit goede gewoonte ook aan anderen. Maar dan heb je wel postzegels nodig. En hoe doe je dat in Rome?


In de reisgidsen staat dat de overal aanwezige Tabacchi niet alleen sigaretten, snoep, buskaartjes en krasloten verkopen, maar ook: postzegels. Dus vandaag stap ik de kleine Tabacchi in bij mij om de hoek. Achter de toonbank staat een vrouw op leeftijd. Ik vraag haar om een "francobolli" en wijs naar de plek op de kaart waar de postzegel moet komen. Ze begint in het Italiaans te praten en ik begrijp dat mijn vraag een onmogelijke is. Hoe kan zij weten hoeveel porto er op een kaart naar een ander Europees land moet? Of weet ik dat soms? Dan kan ze me niet helpen. Ik moet maar naar het postkantoor gaan. 

Ik vertrek en doe de kaart in mijn tas. Ik kom vast nog wel een andere Tabacchi tegen deze dag. En ik maak me op voor een nieuwe dag aan kerken, een museum en mijn eerste catacomben. Maar daar gaat deze blog niet over, dus terug naar de postzegels. 
Ik probeer het bij nog twee Tabacchi, maar nee. Of ik moet eerst een kaart kopen in de categorie verjaardagen of ze verkopen alleen postzegels voor Italië. Misschien heb ik pech, maar misschien kan ik het toch beter bij een postkantoor proberen. 

Aan het einde van de middag neem ik een bus naar huis via een andere richting dan ik gewend ben. Een paar haltes voordat ik eruit moet, zie ik ineens het logo van Poste Italiane. Ik stap onmiddellijk uit en loop naar het postkantoor. Wat een geluk! Of toch niet? 

welke knop?
Een postkantoor in Rome is een postkantoor zoals wij die 25 jaar geleden nog hadden. Een kantoor in de categorie treinstation, gemeentehuis of een gezondheidscentrum. Het postkantoor in Rome is een plaats waar mensen samen komen, een plaats waar je moet zijn voor belangrijke zaken en daarom begint het met een nummertje trekken. Ik sta voor een onbegrijpelijk apparaat met een keuzemenu aan knoppen. Gelukkig helpt een oudere man mij als hij mijn gezichtsuitdrukking ziet. Ik krijg het nummer P129.

Hij wijst mij dat ik met hem mee moet lopen. Want niet alleen ligt er een wachtruimte met 10 loketten voor mij, er blijkt ook nog een ruimte aan de zijkant te zijn, de P-ruimte. Als ik mijn wachtruimte met 2 loketten inloop, blijkt daarachter nog een wachtruimte te zijn met 6 loketten. Zes loketten voor financieel advies, de F-ruimte. 

Het nummerbord geeft P-117 aan. Twaalf mensen voor mij. In Nederland zou ik weggelopen zijn, maar ach, ik ben in Rome, dus ik ga zitten. Na 20 minuten begin ik te begrijpen hoe bureaucratie in het postkantoor werkt. Elke keer als het nummerbord verspringt, sprint een Italiaan naar voren zonder het vereiste nummertje, maar met als doel om snel een benodigd formulier te vragen aan de mevrouw van de post. Nadat zij uitgebreid bedankt is voor het formulier, wordt er plaats gemaakt voor de persoon met het goede nummertje. Zou ik ook een formulier nodig hebben? Voor postzegels?

Voor de zekerheid zoek ik in mijn woordenboek op wat "10 postzegels voor Europa" is. Ik gok erop dat het wel goed komt als ik aan de beurt ben. Na een half uur is het zover en ik zeg: "die-tsjie francobolli per Eurohpaa". De vrouw van de post kijkt me vriendelijk aan en houdt vervolgens tien vingers omhoog. "Die-tsjie?" vraagt ze tergend langzaam, alsof ik een IQ van 80 heb. "Si, die-tsjie" zeg ik voor de zekerheid beleefd terug. Ze pakt een groot brievenboek van onder de toonbank en slaat verschillende bladen om, maar helaas, geen postzegels voor Europa. Ze moet even naar achter om de juiste postzegels te halen, gebaart ze. Ze blijft 5 hele minuten weg, maar als ze terugkomt heeft ze de postzegels in haar hand. Ze telt ze voor de zekerheid handmatig na en begint vervolgens iets in te tikken op een toetsenbord dat eruit ziet als een typemachine. Er komt een rekening uit, die een stempel krijgt en haar paraaf en vervolgens in een brievenhouder wordt gestoken. Ik betaal  €9,50 en krijg mijn postzegels. Als ik het postkantoor verlaat, ben ik 40 minuten binnen geweest, maar kan ik mijn kaart in de brievenbus gooien. Ik ben benieuwd wanneer het aankomt! 
Het postkantoor bij binnenkomst

     

I