zaterdag 25 april 2015

San Giovanni in Laterano

In Rome concurreren de kerken om aandacht. De één is nog groter en mooier dan de ander. En in de schaduw van de Sint Pieter, de San Paolo fiori le mura of de Maria Maggiore zijn er ook nog de kleinere kerken. Ik wil ze het liefst allebei zien: groot én klein. Maar wat is dat toch met die grote kerken? 


Ik wilde al een paar dagen naar de San Giovanni in Laterano, maar er was iets wat me tegenhield. Deze basiliek kunnen we gerust als groot classificeren. Het ligt enigszins uit het centrum, maar dat belet de toeristen niet om in grote getale te komen. Ik was al bij de Sint Pieter geweest, ook een grote, maar daar was ik voortijdig weer vertrokken. Want ondanks haar pracht, de vele interessante details, de absolute topstukken en haar betekenis voor de gelovigen, was het daar zo druk dat ik weer naar buiten wilde. Misschien moet ik het nog eens proberen, maar dan 's ochtends vroeg? 

Ook de Santa Maria Maggiore en de San Paolo fiori le mura (Sint Paulus buiten de muren) heb ik al gehad. Allebei grote, indrukwekkende kerken. De eerste is misschien wel de rijkst gedecoreerde kerk, die ik heb gezien. Bezoekers verdringen zich om elk detail op de foto te nemen, het liefst met zichzelf erbij. De absolute hype is de stick: de telescooparm voor een smartphone, zodat je op afstand een selfie kunt maken op de plek waar je bent. Overal zie je mensen, die met behulp van deze stick een selfie maken. Individualisme ten top: het gaat niet meer om de plek, om het beeld of het kunstwerk, nee het gaat om het ego op die plek. Ik was hier. Ik met het beeld, ik met dit meesterwerk. Het is dit verschijnsel dat me wat huiverig maakt om naar grote kerken of andere hoogtepunten in Rome te gaan. 

Vandaag ben ik toch naar de San Giovanni gegaan. Ik ben er eerst met een grote boog omheen gelopen om alles in mij op te nemen: het paleis van Lateranen, de obelisk, het baptisterium, de resten van het aquaduct van Nero en de Aureliaanse muur. Aan de overkant de Scala Santa en het Sancta Sanctorum, het heiligste der heiligste. Voor die laatste staan militairen voor de deur. Is er terreurdreiging? Ik wil het niet weten en besluit bij de San Giovanni naar binnen te gaan. 


apsis met mozaïeken 
Voor mij gaat een groep jongeren naar binnen, aangevoerd door een oudere man. Ik neem als vanzelf aan dat het gaat om een leraar met zijn klas. Hij neemt ze mee op een rondleiding door de basiliek, die teruggaat op Constantijn de Grote. De kerk heeft verschillende keren te maken gehad met branden, aardbevingen of verwoestingen door vijandelijke troepen. Elke keer is zij weer opgebouwd en uitgebreid als een fenix uit de as. Ik heb me vooraf ingelezen en herken al snel het fresco van Giotto, de zuilen uit de tempel van Jupiter, de bronzen deuren van het Romeinse senaatsgebouw en de mozaïeken in de apsis; de ronding achterin de kerk. Hier is in prachtige kleuren de eerste publieke afbeelding van Christus gemaakt. In de eeuw van Constantijn, de 4e eeuw. 

Ik zie dat de leraar de bijzondere details aanwijst: de duiven als beeldmerk van de Pamphili-paus Innocentius X, het 14e eeuwse houten Madonnabeeld dat onze huidige paus heeft gekregen en het plafond dat is uitgevoerd volgens de instructies van Michelangelo. Ik besluit nog even naar de kloostergang te gang, een verscholen tuin omlijst met zuilen en arcaden. Ik koop een kaartje en loop naar binnen, een oase van rust in. Weg zijn de toeristen, weg de selfiesticks of het gezeur over koffie, ijs of pizza. Ik ben niet alleen, maar de mensen hier in de kloostergang, zijn hier. Ze kijken en bewonderen, ze nemen zelfs foto's, maar zij zien wat hier is. En wat hier is, maakt indruk.   

de kruisgang
Gebaseerd op een nog ouder verleden, de Griekse Stoa, bouwden de kloosterlingen deze oase om al lopende na te denken en te praten over de grote vragen en antwoorden. Wat ik zie is hun verleden. Nog steeds roept deze plek op tot stilte. Tot beschouwing en meditatie, zodat antwoorden kunnen opkomen. Als vanzelf word ook ik stil. Op deze plek kan ik zijn zonder bezig te zijn met andere mensen, zonder oordelen, zonder alles wat teveel is. Hier is wat is. 

Als ik de basiliek weer inloop, klinkt er gezang. Nieuwsgierig loop ik op het geluid af. Het zijn jonge stemmen, jongens en meisjes, meerstemmig. Wanneer ik onder de koepel kom, zie ik de leraar met zijn groep staan. Hij zwaait driftig met zijn arm en zingt mee met de tenoren. Spontaan hebben ze het gedaan: dit koor zingt zijn lied op deze bijzondere plek. 

Ontroerd loop ik naar buiten, het zonlicht weer in. Grote kerken maken indruk. In hun grootsheid en in hun eenvoud. Als je het wilt zien of horen.   




donderdag 23 april 2015

Het knippen van de schaar

In de weken voor mijn vertrek moest mijn haar nodig weer eens geknipt worden. Ik had alleen wel andere dingen aan mijn hoofd dan de kapper. En in Rome zijn er natuurlijk ook kappers. Hoe ga ik dat doen, naar de kapper in Rome?






In de afgelopen weken heb ik af en toe een kapperszaak ingekeken. Maak ik een afspraak? Hoe duur is het eigenlijk in Rome? En hoe maak ik duidelijk wat ik wil? Of beter gezegd: wat ik niet wil? Want het is me al vrij snel duidelijk dat Italianen naar de kapper gaan, omdat ze er nu eenmaal graag goed uitzien. Dan heb ik het over een duidelijke coupe, liefst opvallend, gekleurd, gekapt en gelakt. Dat is anders dan mijn, laten we zeggen, natural look.. 

Ik vraag het de vrouw van wie ik mijn appartement huur, Marta. Met haar communiceer ik in het Engels, dus dat is makkelijk. Nee, laat ik weten, alleen wassen, knippen, föhnen, niets bijzonders. Zij geeft mij een paar opties in het centrum, maar ook haar eigen kapper. Marta heeft een leuk kapsel, dus die laatste kapper geeft mij op voorhand het meeste vertrouwen. Het is een kapper met de geheimzinnige naam "Colpi di Forbici". Als ik dit opzoek, blijkt het ongeveer "het knippen van de schaar" te betekenen.              

Marta maakt een afspraak voor mij en legt mij uit hoe ik er moet komen. Het is in een richting, die ik nog niet ontdekt heb, namelijk verder het centrum uit. Ik besluit te lopen en in het halve uur dat ik nodig heb, passeer ik talloze kleine winkeltjes van slagers, groenteboeren, ijsverkopers, pizzabakkers, tabakshandelaren en nog veel meer. In heel Rome kan ik zien dat het grootwinkelbedrijf niet bij machte is de kleine winkeliers te verdrijven. Het is een lust voor het oog en een feest voor de smaak om hier je boodschappen te kunnen doen. Zou het ook zo zijn bij de kapper?


Na ongeveer twee kilometer lopen kom ik bij mijn kapperszaak aan. De deur staat open en de geluiden komen me al tegemoet. In de winkel is een jonge vrouw bezig het haar te föhnen van een klant, met wie zij tegelijkertijd op luide toon aan het praten is. Als ze mij ziet, groet ze en kijkt me vragend aan. De föhn blijft aan. In mijn zeer gebrekkige Italiaans met veel Engels probeer ik duidelijk te maken dat Marta heeft gebeld en.. De vrouw wacht daar niet op en laat mij in lichaamstaal weten dat ze zo terug is. Ik hoor haar luid roepen en even later komt Francesca binnen, de kapper aan wie ik mijn haar ga toevertrouwen. Zij stapt op mij af en geeft mij een hand.

Francesca is de eigenaresse van de zaak en moeder van een zoontje van 4, die ook in de winkel is. Hij speelt met de rekenmachine en de plantenspuit, terwijl zijn moeder aan het werk is. Francesca vraagt mij in gebarentaal te gaan zitten en een boek door te nemen met foto's van dameskapsels. Intussen proberen we een gesprek op gang te brengen in een mengsel van Italiaans, Engels en gebarentaal. In het boek staan minimeisjes van onder de 20 met opvallende kapsels. Ik zie niet zo snel iets wat ik in mijn hoofd heb. Maar geen probleem, Francesca weet me te overtuigen dat ze echt maar een klein stukje van mijn haar af zal knippen met wat laagjes en een beetje een lok zoals zij. Het klinkt als mijn eigen kapper thuis, dus ik geef me over en wordt naar de wasbakken geleid.

Nu heb ik het niet zo op de wasbakken bij de kapper. Voor mijn gevoel ligt mijn hoofd altijd in een onmogelijke achterwaartse houding op een harde, koude rand en kan er elk moment iemand aan mijn haren trekken. Het roept meestal een herinnering op aan de tijd dat mijn moeder zonder pardon mijn haren borstelde en kamde. Hoe anders gaat het bij Francesca! Het water is lekker warm, ik word drie keer ingezeept (waarmee?) en krijg een hoofdmassage van 10 minuten. Na afloop worden mijn haren niet meteen afgedroogd, waardoor het in de klit gaat, maar in een handdoek gevouwen. Ik zie eruit als een filmster uit de jaren '60 en begin me te ontspannen.

Voor de spiegel kamt Francesca mijn haren gemakkelijk uit en begint te knippen. Dat gaat heel rap. Om mij heen vallen de plukken omlaag. Het is wel veel zie ik, maar nu kan ik niet meer terug. Na een eerste ronde knippen, pakt ze een andere schaar, een schaar die nog het meeste wegheeft van een kartelschaar om papier een mooie snijrand te geven. Het geeft het effect alsof de laatste 2 cm van mijn haar in drie delen wordt geknipt. Ik laat het gebeuren, ik kan ook niet anders. Intussen vraagt het zoontje van Francesca geregeld haar aandacht met: "mama?", waarop zij afwisselend reageert met een antwoord, een terechtwijzing of een helpende hand. Ondertussen gaat ze door met haar werk. 

Het knippen is klaar en Francesca vraagt mij iets dat ik begrijp als: "zal ik je haar föhnen?" Ik antwoord bevestigend, maar al snel begrijp ik dat het gaat om welke kleur ik in mijn haar wil. Ze heeft allerlei kleuren, misschien het blond dat er al in zit? Ik probeer duidelijk te maken dat het niet geverfd hoeft te worden, maar dat is niet gemakkelijk. Pas als ik duidelijk maak met lichaamstaal en een "no colori" zegt ze: "this is your natural color? Ahh bellissima!" En aan een andere klant begint ze omstandig uit te leggen dat dit mijn eigen kleur is, deze blonde kleur, wat bijzonder! Ik moet wel lachen, want ja ik ben blond, maar er verschijnen toch echt wel steeds meer grijze haren tussendoor. 

Francesca maakt mijn haar af door het langdurig te föhnen. Als ik intussen een sms-je van mijn man krijg, die mij stimuleert om eens gek te doen met mijn haar, kan ik het niet laten dit te vertellen aan Francesca. Ze moet erg lachen en even later weet de hele zaak dat mijn man mij sms-t om eens gek te doen. Ik word aangestoken door alle vrolijkheid en lach met haar mee. 


Dan is het klaar. Ik zie er anders uit. Ik moet even wennen, maar begin het leuk te vinden. Eigenlijk best mooi, zo'n echte Italiaanse coupe. Francesca is dik tevreden en wil een foto van mij maken, maar ik vraag of ik een paar foto's van haar en de zaak mag maken. Natúúrlijk mag dat en ze gaat er eens even voor staan. 

Om de rekening kan ik ook lachen; ik betaal 30 euro afgerond naar boven. Als ik weg wil gaan, vraagt Franscesca of ik de groeten doe aan Marta. En als ik zo lang in Rome blijf, kom ik dan nog een keer terug om te kletsen? Ze geeft me twee zoenen als ik echt aanstalten maak om te vertrekken en de hele zaak roept me "ciao" na, inclusief haar zoontje. De hele weg terug heb ik een brede glimlach op mijn gezicht. Hier word ik vrolijk van de kapper!   






                                                                                          
                                







      

donderdag 16 april 2015

Colosseum

Het Colosseum en Rome, die horen bij elkaar. Het wordt beschouwd als één van de zeven wereldwonderen, dus is het verplichte kost bij een bezoek aan Rome. Om dat te bewijzen staan er dagelijks lange rijen op het plein voor de ingang. Ga ik het dit keer doen?


Colosseum 
Ik zal het maar meteen bekennen: ik ben nooit eerder in het Colosseum geweest. Ik werd afgeschrikt door die lange rijen en mijn afkeer voor amusement voor de massa. En ja, ook door enige hoogtevrees. En wat kon er binnen nu zo bijzonder zijn? Aan de buitenkant zie je het toch ook goed? 

Maar als je zes weken in Rome bent en de Oudheid tot in de haarvaten wilt ervaren... kun je dat niet langer gebruiken om achter te verschuilen. Dus vandaag ga ik het doen, ik ga het Colosseum bekijken, van buiten en van binnen.

Ik stap uit bij metrohalte Colosseo en loop het licht in van een nieuwe stralende dag. Het is meteen druk. De stoplichten bij het zebrapad doen het voor het gezicht, maar er wordt hoe dan ook massaal overgestoken. Het is één van de weinige plekken in Rome, waar auto's het nakijken hebben op de mens.

Op het plein cirkelt de rij zich spontaan naar de ronde vormen van het plein. Masculiene Italianen, verkleed als Romeins soldaat, bieden zich aan als gladiator. Ze proberen een foto te ontfutselen van de wachtenden. Voor hun is het een goed betaalde bijverdienste; ik zie hoe ouders € 10,- geven voor een foto met hun kinderen. Dat was in de Oudheid wel anders voor Romeinse krijgsgevangen, weggelopen slaven of veroordeelden. Hoewel onmetelijke roem voor de echte sterren mogelijk was, was de prijs voor de meeste gladiatoren hoog. Meer dan de helft van deze beroepsgroep verloor zijn leven bij het eerste gevecht.    

In het Colosseum hebben op grote schaal gladiatoren met elkaar of met wilde dieren gevochten. In de eerste eeuwen van onze jaartelling waren de spelen zo populair dat diersoorten als het nijlpaard, de leeuw en olifant in delen van Azië en Noord Afrika voor altijd uitgestorven zijn. Het waren met name de keizers, die de spelen lieten organiseren. Samen met het uitdelen van graan, vormden "brood en spelen" het middel om de Romeinse bevolking aan zich te binden en rustig te houden. Zoiets als het moderne consumentisme en voetbal. Ik weet weer waarom ik nooit eerder het Colosseum bezocht heb. Maar kom op, nu doorzetten en doorlopen. 

Ik kan de rij links laten liggen, omdat ik in bezit ben van de Card Archaeologica, een kaart om in één week, negen plekken van archeologische waarde te bezoeken voor de luttele prijs van € 23,- Alleen het missen van de rij is de prijs al waard; ik ben in vijf minuten binnen. 

De route begint boven op de 2e verdieping. Ik beklim de trappen en vraag me af of de hoge, marmeren treden van klassieke of moderne datum zijn. Om mij heen zie ik steigers, kranen en bouwvakkers; het Colosseum wordt weer onderhouden en deels zelfs opgebouwd. Na de val van het Romeinse Rijk is het gebouw systematisch leeggehaald om nieuwe paleizen of kerken op te bouwen. Eigenlijk is het een wonder dat er nog zoveel staat. 

Colosseum van binnen gezien
Boven word ik overrompeld. De aanblik van dit theater is overweldigend. Alles is groots, de arena, de ruimtes eronder, de tribunes, de verdiepingen, alles. De massa's toeristen vallen weg. Dit amfitheater kon in de Oudheid 50.000 mensen aan. Nu pas begrijp ik het woord kolossaal in essentie.
 
Ik loop een ronde en even later op de eerste etage nog een keer. Ik kan er geen genoeg van krijgen, ook al is er niet veel meer te zien dan het gebouw zelf. Het gebouw is de bezienswaardigheid, niet wat erin stond of aan decoratie was aangebracht. De architectuur en techniek, die hier gebruikt is.. ik word stil bij de gedachte dat dit bijna 2000 jaar geleden gebouwd is.

Vergeet de toeristen, vergeet het massavermaak. Ga naar het Colosseum en het zal je het zwijgen opleggen.          
     

dinsdag 14 april 2015

Reizen met het openbaar vervoer

Het centrum van Rome is goed te belopen. Binnen een cirkel van een paar kilometer struikel je bijna over de bezienswaardigheden. Maar ook buiten deze cirkel is er veel de moeite van een bezoek waard. Dan ben je aangewezen op het openbaar vervoer. Hoe is dat in Rome, kun je daarmee uit de voeten? 


Eén van de eerste dingen die ik bij aankomst in de stad heb gedaan, was een abonnement kopen voor het openbaar vervoer. Een kaart waarmee ik in een ruime cirkel elke metro, tram, bus of trein kan pakken. Overal waar informatie aan toeristen wordt gegeven over de kaartjes in het OV, varieert de geldigheidsduur van eenmalig gebruik tot een week. Maar navraag bij de ATAC, de grote vervoerder van de stad, leverde me een maandabonnement op voor slechts 35 euro. Daar kunnen onze vervoerders nog eens wat van leren!   

Ik gebruik mijn kaart elke dag. Het geeft me een gevoel van vrijheid, te weten dat ik elke bus of metro in kan stappen. Eén dag ben ik vanuit huis vertrokken door zomaar een bus in te stappen richting het centrum en maar af te wachten, waar ik uit zou komen. Eindeloos toeren in de volkswijken rondom het centrum waren mijn deel, maar wat een plezier voor een busritje! Tegelijkertijd geeft het abonnement me het gevoel dat ik niet bij de toeristen hoor, die hier en masse een paar dagen zijn. Een gevoel dat ik hier even mag wonen, mag leven in deze stad. Ook al blijft dat beperkt tot 6 weken.
bushalte

Elke dag vertrek ik op goed geluk naar de metro of bushalte. Er zijn internetsites (Googlemaps, http://www.ditisrome.nl/routeplanner) en apps (Roma Bus, Pro Bus) waar je keurig de route mee kunt plannen, maar die zijn alleen handig als je ze beschouwt als suggesties. Bij de haltes aangekomen, kunnen lijnen opgeheven zijn, een omleiding kennen of tijdelijk buiten gebruik zijn. Een dienstregeling is er niet, je wacht totdat er een bus of metro komt. Soms heb ik geluk, maar gemiddeld wacht ik een kwartier. 

Dan is er het instappen. Zowel Italianen zelf als toeristen zien het als een verdienste om hoe dan ook in te stappen. Ongeacht of er nog mensen uit moeten stappen en ongeacht de hoeveelheid mensen, die er al in de bus zijn. Menig keer denk ik aan het Guinness Book of Records of heb ik angstvisioenen over hoe het in juli en augustus moet zijn. 

Meestal sta ik in de bus en klamp ik mij vast aan een hengsel in de lucht of één van de leuningen. Dan begint het rijden. Dat gaat in het chaotische verkeer van Rome als hollen of stilstaan. Meestal kruipt de bus door het verkeer, maar als het maar even kan, gaat de versnelling naar de 4 of 5 en worden snelheden tot 90 km per uur bereikt. De buschauffeurs moeten hier geselecteerd worden op behendigheid en lef, want er wordt op de millimeter gemanoeuvreerd en losjes doorgeschakeld om weer 200 meter in hoge snelheid te overbruggen. Dat alles met een groep passagiers die meedeint op de snelheidsgolven, die de chauffeur teweeg brengt.

In de bus zijn een beperkt aantal zitplaatsen voor de gelukkigen. Met pictogrammen wordt aangegeven dat zwangere vrouwen en ouderen voorrang hebben. Met de assertiviteit van Romeinse ouderen is niets mis. Dat begint al met het instappen. Luid geeft de oudere te kennen dat hij of zij instapt en wie er plaats wilt maken. Als dat niet snel genoeg gebeurt of moet komen van een vrouw, terwijl er ook een man zit, wordt dat met veel misbaar te kennen gegeven. Ik hoef geen Italiaans te kennen om dat te begrijpen.

Er zijn in de bus geen aanwijzingen van de haltes, noch wordt er iets omgeroepen. Het loont daarom de moeite om de kaart van te voren te bestuderen en een paar namen in te prenten, zodat zij kunnen dienen als herkenningspunt. Wanneer ik uit wil stappen, begeef ik mij ruim op tijd naar een uitgang, want de chauffeur is onverbiddelijk: de deuren gaan snel weer dicht, want hij moet verder. En vergeet ook niet op het knopje te drukken om aan te geven dat je er uit wilt bij de volgende halte, want anders wordt er helemaal niet gestopt. 

In de metro is de situatie beter, maar niet ideaal. Ook daar wacht ik, sta ik geregeld met nog tientallen mensen op elkaar gedrukt en moet ik mij op tijd naar de uitgang begeven. Wel is de tijdsduur, waarmee je een traject overbrugt, over het algemeen korter dan met de bus en worden de haltes goed aangegeven. De metro is echter lang niet overal beschikbaar, juist vanwege de rijke geschiedenis van de stad. Onder de grond werken, levert onherroepelijk nieuwe archeologische vondsten op en is daarom tijdrovend en duur.      

Openbaar vervoer in Rome: het brengt je overal tegen een lage prijs, maar neem er de tijd voor en bereid je voor op deinende massa's.


   


maandag 13 april 2015

Bernini en Borromini

Wij vinden dat Nederland in de 17e eeuw het centrum van de wereld was, niet alleen qua economie, maar vooral qua cultuur. Dat valt misschien niet te ontkennen, maar Rome kan wat betreft dat laatste daar net zo goed een claim op leggen. Misschien noemt zij het alleen niet de Gouden, maar de Barokke Eeuw. Met als grootmeesters Bernini en Borromini.



Fontana del Tritone
Ik neem de bus om de hoek, die me via een tour door de wijken ten noordoosten van Rome afzet op het Piazza Barberini. Meteen loop ik tegen de Fontana del Tritone van Bernini aan. Het is onmiddellijk duidelijk: hier laat een uitbundige mythologische halfgod, gesteund door dolfijnen, zijn water stromen. Niet bescheiden, niet efficiënt of kostenbewust, niet religieus correct, niets van dat al. Deze fontein mag gezien worden! 

Even verderop staat nog een fontein van zijn hand, de Fontana delle Api, de fontein van de bijen. Bijen vormden het wapen van de familie Barberini, de familie van wie Bernini veel van zijn opdrachten kreeg. Die familie snapte al goed hoe marketing werkt, waardoor je dit beeldmerk in de hele stad terug kunt vinden. Zie je bijen, dan weet je dat er een Barberini opdracht heeft gegeven tot de kunstschat waar je naar kijkt. 

Maar ik kom niet alleen voor Bernini, ik ben ook nieuwsgierig naar Borromini, die andere barokkunstenaar. Zij worden vaak genoemd als de twee grote rivalen met twee totaal verschillende persoonlijkheden. Bernini het zondagskind, de man van goede familie en het juiste netwerk. De man, die alles leek te kunnen en een leven vol successen leidde. Hij was 1 jaar ouder dan Borromini, die het minder makkelijk had. Door hard werken had hij zich een positie verworven als groot architect en kunstenaar. Maar hij was niet makkelijk. Waar Bernini genoot van het leven, was Borromini veeleisend, perfectionistisch en overtuigd van zijn eigen mening. Ondanks het succes dat hij wel degelijk had, vereenzaamde hij van zijn omgeving en pleegde uiteindelijk zelfmoord.


San Carlo alle Quattro Fontane
Ik zie twee kerkjes; de San Carlo alle Quattro Fontane van Borromini, de Sant' Andrea al Quirinale van Bernini. Ze zijn beide prachtig. Ingetogen in hun opzet, maar een feest aan vormen, materiaalkeuze en detail. Alles klopt, de lijnen, het licht, de kleuren. Overdaad schaadt hier niet. 
Het verschil? Bij de kerk van Borromini worden bezoekers afgehouden door een bordje "no tourists", bij de kerk van Bernini mag je zelfs naar binnen als er een mis wordt gehouden. 

Ik herken de twee kanten maar al te goed. De ene kant is teruggetrokken, eenzaam en nooit goed genoeg. De andere kant is één feest, alles is mogelijk en wordt intens geleefd en genoten. De laatste heeft het makkelijker, de wereld ligt aan zijn voeten. Maar dat maakt het leven en werk van de eerste niet minder. Ik geloof dat ik van Borromini houd. Ik begrijp 'm wel en vind hem niet minderwaardig aan zijn tegenpool. Misschien ligt zijn aard en werk wel meer in het verlengde van onze cultuur. En al ben ik niet depressief, noch uitbundig, hij ligt dichter bij mij.      



vrijdag 10 april 2015

Via Appia

De Via Appia, wie kent hem niet? In de oudheid werd ze al de koningin der wegen genoemd. Het was ook de eerste snelweg; niet eerder konden legertroepen zich zo snel verplaatsen. In de bijbel is het de plek waar Petrus op zijn vlucht uit de stad Jezus tegenkomt en hem vraagt "Quo Vadis?" En waar ga ik heen? 


Het is een mooie dag, de zon staat stralend aan de hemel. Ik wil een deel van de Via Appia lopen en twee bijzondere plekken bezoeken; de tombe van Cecilia Metella en de Villa dei Quinteli. Ik besluit te lopen naar de metro, een wandeling van tien minuten in Nederlands tempo. Dat gaat niet helemaal goed en voordat ik het weet, herken ik de buurt niet meer. Al die straten lijken ook zo op elkaar! En waarom moeten al die straatjes rond lopen? Gelukkig leidt de fantastische wifi-loze navigatie-app op mijn telefoon me weer netjes terug naar waar ik wezen wil. Ik erken dat moderne techniek ook mij kan helpen.

De reis gaat ook daarna niet vlotjes (er komt vast nog een blog over het openbaar vervoer in Rome) maar na anderhalf uur ben ik op de Via Appia Antica. Er is ook een Via Appia Nuovo, die je vooral niet moet verwarren met de echte Via Appia. De Via Appia Nuovo is namelijk de toegangsweg vanuit het zuiden naar het centrum, waar gemiddeld 100 km p.u. wordt gereden. Overigens is ook het eerste deel van de Via Appia Antica, gezien vanaf de oude stadsmuur, een drukke weg. Na een paar kilometer buigt het doorgaande verkeer echter af en wordt de Via Appia een weg voor wandelaars en fietsers. 

Ook ik wil vandaag de Via Appia lopen. Niet alleen omdat het op deze mooie dag een verademing is om in deze groene omgeving te wandelen, maar ook om de grafplaatsen goed te kunnen bekijken. De Via Appia was namelijk van oudsher dé weg om de doden langs te begraven. In de Oudheid werden de doden buiten de stadsmuren begraven. Wanneer je niet rijk was, gebeurde dat in grote verzamelplaatsen, zoals we die nu nog terug kunnen zien in de catacomben. Maar als je rijk was, en dan bedoel ik heel rijk, dan liet je dat zien door een grafplaats aan de Via Appia. Lopen over de Via Appia is daarom ook lopen over een begraafplaats. 

De tombe van Cecilia Metella is de best bewaarde graftombe langs de Via Appia. Ik koop een kaartje bij de kassa en loop naar binnen. Zoals me vaker gebeurt, word ik overvallen door een gevoel van eerbied als ik de ruimtes doorloop. Zo lang geleden, de eenvoud en schoonheid, de menselijkheid..  

Voor mij loopt een gezinnetje. Twee jochies met ouders, die net voor hun 40e na zijn gaan denken over kinderen. Voor hun dient de tombe als achtergrond voor een fotoshoot van hun kinderen. Zouden zij weten dat Cecilia innig geliefd was? Dat haar vader een tombe wilde maken, die nauwelijks onderdeed voor die van keizer Augustus? Zou het zijn gemis verzacht hebben? We weten het niet. We weten alleen dat zij voortleeft door het monument dat hier staat.

Mijn wandeling gaat verder. De jongen van de kassa vertelt mij dat het 4 kilometer is tot aan de Villa dei Quinteli. Dat kan in een uurtje, maar ik doe er twee uur over. Niet alleen is het een idyllische wandeling, er zijn om de haverklap weer nieuwe grafmonumenten om te bekijken. Toch ben ik er voordat ik het weet en loop het terrein op van de Villa.

Villa heeft bij de Romeinen en de huidige Italianen een ruimere betekenis dan onze villa. Villa dei Quintili staat niet alleen voor het ruime huis van de familie Quintili, maar voor het landgoed met alle bebouwing erop. Het uitgestrekte landgoed uit de 2e eeuw na Chr. had niet alleen een huis, maar ook een theater, baden, een eigen aquaduct, een wateropslagplaats en allerlei gebouwen voor het boerenbedrijf. Overal waar ik kijk, reikt het terrein. In de verte liggen de Colli Albani, de Albaanse heuvels en aan de andere kant, nu nog ver weg, de stad. In de Oudheid werd de Villa beschouwd als het voorbeeld van de goede, achtenswaardige manier van leven voor de Romeinse nobilitas en liefkozend Roma Vecchia genoemd (= het Oude Rome). In latere eeuwen volgden kunstenaars vanuit heel Europa hun romantische hart hier naartoe. En nu sta ik hier. 

Ook ik dwaal met mijn romantische hart over het terrein. Het is zo goed als verlaten. En dan hebben ze ook nog net het gras gemaaid! Ik maak een praatje met een eenzame restaurateur van een vloer in één van de baadruimtes. Hij kan alleen het hoogstnoodzakelijke doen, want geld hè.. altijd een gebrek. Ik loop door en kom bij een klein museum, waar de opgegraven bodemschatten worden tentoongesteld. Er is niemand, zelfs geen suppoost. 

Na het museum loop ik door naar de uitgang. Nog één keer kijk ik om naar dit oude Rome, voordat ik me weer overgeef aan de chaos en drukte van de nieuwe stad. De hele dag blijft een gevoel van nostalgie hangen, het verlangen naar wat was. Een verlangen naar wat de Romeinen zouden noemen Roma Vecchia. 

    




donderdag 9 april 2015

Het graf van Petrus

Maanden van te voren moest ik mij aanmelden voor een bezoek aan het graf van Petrus. Vanwege de omstandigheden ter plekke kan er maar een gelimiteerd aantal bezoekers per dag het graf bekijken. Ik had geluk, het Vaticaan stuurde mij een paar weken geleden een bevestigingsmail voor een rondleiding in het Engels op woensdag 8 april om 13:45 uur.


Vandaag is het zover en met de bevestigingsmail in mijn tas ga ik op weg. Na archeologisch onderzoek maakte paus Pius II in 1950 bekend dat men waarschijnlijk het graf met de beenderen van Petrus had gevonden in de lagen onder de huidige Sint Pieter. Later onderzoek lijkt dit te bevestigen, maar absolute wetenschappelijke onderbouwing is er niet. Desalniettemin wordt de plek als het graf van Petrus beschouwd en alleen daarom al is het een bezoek waard.

De huidige Sint Pieter is gebouwd als vervanging van een oudere basiliek, die in opdracht van Constantijn de Grote in de 4e eeuw is gebouwd. Constantijn, die als eerste het christendom als geloof erkende, bouwde zijn basiliek boven op een oudere herdenkingsplaats voor de apostel Petrus. In die tijd zag men deze plek al als het graf van Petrus. Rondom de herdenkingsplaats zijn meer christelijke graven gevonden, waarschijnlijk omdat het beschouwd werd als een eer om dichtbij deze belangrijke apostel begraven te worden.   

Ik meld mij op tijd bij de Zwitserse Garde, die als poortwachters het Vaticaan beschermen. Eigenlijk beschouw ik deze kleurrijke nazaten van het pauselijk huurlegioen als meertalige medewerkers van het toeristenbureau. Want niet alleen vertellen zij mij waar ik moet wezen, zij geven ook informatie over andere interessante zaken, die mij later nog van pas komen. Nu laten zij mij passeren en kan ik doorlopen naar het Ufficio Scavi, het kantoor voor bezoekers.  

Ik sluit mij aan bij mijn groep voor de Engelse rondleiding, die volledig uit Amerikanen bestaat. De gids laat op zich wachten. Voor ons vertrekt de Portugese groep van 14:00 uur. En de Duitse van 14:15 uur. Een aantal mensen van mijn groep wordt onrustig; zij moeten om 16:30 uur de trein halen naar het vliegveld. Navraag levert weinig op en al wat rest is wachten. Hangend wachtend. En foto's maken uit verveling.

Om 14:30 komt op een drafje een mollige vrouw uit het gebouw aan de overkant lopen. Ze stuift het Uffico in om er onmiddellijk weer uit te komen met de woorden: "so you are my group of today?" Om vervolgens in rap Amerikaans te vertellen dat zij er niets aan kon doen, maar dat er nog een gids nodig was voor een groep in het Engels en daarom was ze maar snel gekomen en of wij allemaal landgenoten waren en als ze te snel sprak we het gewoon moesten zeggen, dan vertelde ze het nog een keer. En oh ja, foto's maken mag niet.

Ik was meteen stil. En dacht:"dit ga je gewoon over je heen laten komen en je pikt op wat je kunt verstaan."

In ganzenpas lopen we achter haar aan naar binnen en luisteren hoe de Sint Pieter is gebouwd op de oudere basiliek en herdenkingsplaats. Of eigenlijk: dat de kerk is gebouwd op een necropool, een stad voor de doden. We dalen af langs gangetje en rijk versierde ruimtes, die laten zien hoe de Romeinen hun doden achterlieten in mausolea. Ik ben blij met mijn historische kennis, anders had ik er geen touw aan vast kunnen knopen. Maar het is duidelijk: we zijn hier in de eerste eeuwen van onze jaartelling en ik houd mijn adem in bij het zien van deze archeologische plek.

Onze gids houdt ook haar adem in, maar om een andere reden. Zij is voortdurend bezig haar eigen record te verbeteren om zoveel mogelijk woorden te zeggen in één ademteug. Dat gaat zo snel dat ik ongeveer de helft van haar woorden kan volgen. Niet alleen qua begrip, maar ook qua snelheid. Ik krijg het er benauwd van en het begint me te irriteren.

Ik ga in het staartje van de groep lopen en besluit mijn eigen rondleiding te gaan doen. Maar dan heb ik haar onderschat: zij houdt haar schaapjes goed bij elkaar. "One two three, are we complete? You can't get lost, but I can loose you and that's not gonna happen" zegt ze in opnieuw één adem. Ik krijg het nog benauwder.

Het is ook benauwd om een andere reden. Al in de Oudheid klaagde men over de slechte atmosfeer in dit gebied. Geregeld heerste er malaria vanwege de vochtige omstandigheden. De hoge luchtvochtigheid is inderdaad merkbaar, maar heeft er ook voor gezorgd dat veel van de wandschilderingen bewaard zijn gebleven. Een geluk bij een ongeluk.

We komen in een ruimte waar achter plexiglas een grotachtige wand zichtbaar is. In de verte schemert een lichtje bij een smalle opening, dat alleen te zien is wanneer je op een bepaalde plek gaat staan. Dáár was het oorspronkelijke graf. Huh? Waar? Ja, dáár dus. Maar... daar ligt hij nu niet meer. "Come on guys, let's move on, I guarantee we're all gonna see his bones."

Weer een paar gangetjes verder is het dan zover. Opnieuw zie ik een grotachtige wand. Hier moeten dan zijn beenderen te zien zijn. Ten minste: een deel van zijn hand, de vingers waarmee hij ons mensen zegende. De rest van zijn beenderen worden bewaard in een kistje op een veilig beschermde plek elders in de Sint Pieter. Ik zie niets. De wand ziet er overal ongeveer hetzelfde uit. Gelukkig helpt een lichtje om te markeren waar het ongeveer moet zijn. Maar daar is ook alles mee gezegd. Of ik nu kijk naar vingerbotjes of steen, ik durf het niet te zeggen.

De gids vraagt om een paar minuten stilte en laat in lichaamstaal zien hoe dat moet. Oh, wat een heerlijkheid! Een paar minuten om mij te concentreren op botten ofwel rotswand. Dan is het voorbij en in minder dan een paar minuten leidt ze ons naar boven de Sint Pieter in en even later sta ik buiten. Opgelucht haal ik adem.   

dinsdag 7 april 2015

Postzegels kopen

Kaarten kopen, wie doet dat nog? Ik. Voor de mensen om mij heen, die niet aan social media doen, zoals mijn moeder. Maar ook uit nostalgie. Ik ontvang zelf graag kaarten, dus ik stuur ze uit goede gewoonte ook aan anderen. Maar dan heb je wel postzegels nodig. En hoe doe je dat in Rome?


In de reisgidsen staat dat de overal aanwezige Tabacchi niet alleen sigaretten, snoep, buskaartjes en krasloten verkopen, maar ook: postzegels. Dus vandaag stap ik de kleine Tabacchi in bij mij om de hoek. Achter de toonbank staat een vrouw op leeftijd. Ik vraag haar om een "francobolli" en wijs naar de plek op de kaart waar de postzegel moet komen. Ze begint in het Italiaans te praten en ik begrijp dat mijn vraag een onmogelijke is. Hoe kan zij weten hoeveel porto er op een kaart naar een ander Europees land moet? Of weet ik dat soms? Dan kan ze me niet helpen. Ik moet maar naar het postkantoor gaan. 

Ik vertrek en doe de kaart in mijn tas. Ik kom vast nog wel een andere Tabacchi tegen deze dag. En ik maak me op voor een nieuwe dag aan kerken, een museum en mijn eerste catacomben. Maar daar gaat deze blog niet over, dus terug naar de postzegels. 
Ik probeer het bij nog twee Tabacchi, maar nee. Of ik moet eerst een kaart kopen in de categorie verjaardagen of ze verkopen alleen postzegels voor Italië. Misschien heb ik pech, maar misschien kan ik het toch beter bij een postkantoor proberen. 

Aan het einde van de middag neem ik een bus naar huis via een andere richting dan ik gewend ben. Een paar haltes voordat ik eruit moet, zie ik ineens het logo van Poste Italiane. Ik stap onmiddellijk uit en loop naar het postkantoor. Wat een geluk! Of toch niet? 

welke knop?
Een postkantoor in Rome is een postkantoor zoals wij die 25 jaar geleden nog hadden. Een kantoor in de categorie treinstation, gemeentehuis of een gezondheidscentrum. Het postkantoor in Rome is een plaats waar mensen samen komen, een plaats waar je moet zijn voor belangrijke zaken en daarom begint het met een nummertje trekken. Ik sta voor een onbegrijpelijk apparaat met een keuzemenu aan knoppen. Gelukkig helpt een oudere man mij als hij mijn gezichtsuitdrukking ziet. Ik krijg het nummer P129.

Hij wijst mij dat ik met hem mee moet lopen. Want niet alleen ligt er een wachtruimte met 10 loketten voor mij, er blijkt ook nog een ruimte aan de zijkant te zijn, de P-ruimte. Als ik mijn wachtruimte met 2 loketten inloop, blijkt daarachter nog een wachtruimte te zijn met 6 loketten. Zes loketten voor financieel advies, de F-ruimte. 

Het nummerbord geeft P-117 aan. Twaalf mensen voor mij. In Nederland zou ik weggelopen zijn, maar ach, ik ben in Rome, dus ik ga zitten. Na 20 minuten begin ik te begrijpen hoe bureaucratie in het postkantoor werkt. Elke keer als het nummerbord verspringt, sprint een Italiaan naar voren zonder het vereiste nummertje, maar met als doel om snel een benodigd formulier te vragen aan de mevrouw van de post. Nadat zij uitgebreid bedankt is voor het formulier, wordt er plaats gemaakt voor de persoon met het goede nummertje. Zou ik ook een formulier nodig hebben? Voor postzegels?

Voor de zekerheid zoek ik in mijn woordenboek op wat "10 postzegels voor Europa" is. Ik gok erop dat het wel goed komt als ik aan de beurt ben. Na een half uur is het zover en ik zeg: "die-tsjie francobolli per Eurohpaa". De vrouw van de post kijkt me vriendelijk aan en houdt vervolgens tien vingers omhoog. "Die-tsjie?" vraagt ze tergend langzaam, alsof ik een IQ van 80 heb. "Si, die-tsjie" zeg ik voor de zekerheid beleefd terug. Ze pakt een groot brievenboek van onder de toonbank en slaat verschillende bladen om, maar helaas, geen postzegels voor Europa. Ze moet even naar achter om de juiste postzegels te halen, gebaart ze. Ze blijft 5 hele minuten weg, maar als ze terugkomt heeft ze de postzegels in haar hand. Ze telt ze voor de zekerheid handmatig na en begint vervolgens iets in te tikken op een toetsenbord dat eruit ziet als een typemachine. Er komt een rekening uit, die een stempel krijgt en haar paraaf en vervolgens in een brievenhouder wordt gestoken. Ik betaal  €9,50 en krijg mijn postzegels. Als ik het postkantoor verlaat, ben ik 40 minuten binnen geweest, maar kan ik mijn kaart in de brievenbus gooien. Ik ben benieuwd wanneer het aankomt! 
Het postkantoor bij binnenkomst

     

I  

zondag 5 april 2015

Urbi et Orbi

Het regent zachtjes als ik op weg ga naar het Sint Pietersplein. Onderweg gaat het harder regenen. Vlak voordat ik de metro verlaat is er een opstopping; mensen aarzelen om naar buiten te gaan. De hemel huilt hartverscheurend, maar de verkopers van ééndagsregencapes doen goede zaken.


Ik ben op weg naar het Sint Pietersplein om de paus te horen spreken en zijn zegen voor de stad en de wereld te ontvangen. Hoewel er vanwege het slechte weer in 15 jaar niet zo weinig mensen zijn geweest als vandaag, ben ik niet de enige. Om me heen lopen mensen van allerlei nationaliteiten in één richting. Ik hoor bij de snelle lopers, de Nederlandse haast is ingebakken. Langzaam word ik nat ondanks mijn regenjas en paraplu, maar ik voel het nauwelijks, ik wil naar het plein.

Voor de muren van Vaticaanstad, de grens met Italië, word ik tegengehouden en in een trechter geduwd naar de veiligheidspoortjes. Het is nog anderhalf uur voor de zegen, maar alles staat al muurvast. Ik draai me om en neem een omweg langs de muren. Na twee keer rechts ben ik op de Via della Conciliazione, de weg der verzoening, en probeer ik het opnieuw. Dit keer kom ik verder. Het eerste politiekordon passeer ik gemakkelijk, maar bij de tweede is het raak. Ik word uit de rij gehaald en moet mijn rugzak openen. Mijn vingers zijn zo verstijfd van de kou dat het me niet lukt. De mannelijke carabinieri blijft vriendelijk en doet het voor me. Niets natuurlijk en ik mag weer verder. Ik kom bij de colonnade van Bernini: droog! 

Om me heen slibt het snel dicht. Ik besluit dat dit niet goed is voor mijn latente angst voor mensenmassa's en besluit een nieuwe schuilplaats te zoeken. Om de hoek van het plein ligt de Kerk van de Friezen met zijn Nederlandse parochie. Opnieuw tref ik een vriendelijke carabinieri die de afzetting voor me opent, zodat ik de trap naar deze kerk kan beklimmen. Binnen begint net de hoogmis voor Pasen. Het is warm, rustig en vertrouwd. De rituelen zitten diep en borrelen als vanzelf omhoog, alsof ik nooit ben weggeweest. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij die van anderen vergeven.

Na de mis is er koffie (echt!) en even later krijgen we een seintje dat de paus bijna begint aan zijn urbi et orbi. Ik haast me naar buiten en kan na opnieuw een controle gemakkelijk het plein oplopen. Ik kom tot aan de obelisk. Voor me draait een cameraman van de RAI. Ik zie de beelden van hem en zijn collega's op de schermen, die overal opgesteld staan. De paus is ver weg, maar goed te horen. In de herhaling van Uitzending Gemist hoor ik dat hij sprak over Syrië en Irak, over het atoomverdrag en over de studenten in Kenia. Over verdriet, angst en hoop. Over oorlog en vrede. En dan: de zegen voor de stad en de wereld. Om me heen klinkt gejuich, applaus en "Vive le pape". Mensen lachen en zijn vrolijk, de blijdschap werkt aanstekelijk. De paus zwaait en draait zich om. De paasklokken beginnen te luiden en het gordijn valt. Het is voorbij.

Het plein stroomt weer leeg. Ik blijf nog even om naar de bloemen te kijken, de bloemen uit Nederland. Ze zijn prachtig. Even heb ik heimwee, maar tegelijkertijd voel ik me dankbaar. Dankbaar voor het urbi et orbi, de zegen voor de stad en de wereld.

Op het St Pietersplein tijdens het urbi et orbi




zaterdag 4 april 2015

Kruisweg

Goede Vrijdag in Rome; de stad is vol pelgrims. Overal zie je jonge priesters en nonnen van allerlei nationaliteiten. Zou een Romereis deel uitmaken van hun opleiding, net zoals dat voor Nederlandse gymnasiasten geldt? 's Avonds gaan ze in grote getale naar de Kruisweg zoals onze jongeren naar Lowlands gaan, en vergapen zich aan Paus Franciscus. 


Traditioneel loopt de Paus met bedevaartgangers in processie de Kruisweg naar het Colosseum. Onderweg wordt stilgestaan om te bidden en mediteren. Dit jaar staat in het teken van vervolgde christenen in de wereld. In de processie lopen daarom mensen mee uit Irak, Syrië, China, Egypte en Nigeria. Samen gedenken zij de kruisiging van Christus en staan stil bij Zijn lijden en dood. Rouwen en gedenken om opnieuw geboren te worden, een Kruisweg om opnieuw te kunnen beginnen.  

Rouwen valt niet mee, lijden valt niet mee. En toch is het deel van ons leven, mijn leven. Meestal is daar weinig aandacht voor, opgeslorpt als we worden door dagelijkse drukte en een voorkeur voor succesverhalen. Maar lijden laat zich niet ontkennen. Het wil aandacht krijgen, verdrietig zijn, herinneren..  
Iedereen heeft zijn eigen kruisweg, zijn eigen lijden om aandacht aan te geven en verdrietig over te zijn. De katholieken hebben daar de week van het lijden voor, die symbolisch samenkomt in de Kruisweg naar het Colosseum. 
 
Ik ben er bij, maar daar is ook alles mee gezegd. Het directe gebied is afgezet. Ik kijk toe vanaf de heuvel achter het Colosseum, de Oppius, en zie vele duizenden mensen, politie, hulpdiensten en tv-camera's. Het is te druk om de processie zelf te zien. Alleen het met fakkels verlichte Kruis vlamt overal bovenuit. Ik kijk met een Italiaanse puber mee op zijn Samsung naar Vaticaan-tv en zie wat een paar honderd meter verder gebeurt. Om mij heen praat men zachtjes en laat elkaar de beelden zien. Af en toe klinkt geklap en gejuich. Er heerst saamhorigheid. Ik voel me gezegend.